Reacties van lezers
De aanval van de heer D. Hillenius op de NVSH in het septembernummer van Hollands Maandblad is niet gerechtvaardigd. Ook hem kan het feit bekend zijn, dat de effectiviteit van elke contraceptieve methode afhankelijk is
a. | van de sterkte van de ‘preventieve attitude’ van het betreffende echtpaar (= ‘motivation’), |
b. | van de acceptabiliteit van de aangewende methodiek, |
c. | van het totaal van alle remmende factoren. |
De moderne intra-uteriene middelen (I.U.D.) waarop de heer H. in zijn commentaar zinspeelt, zijn nog in een experimenteel stadium. Ze zijn zeker niet voor 100% effectief en evenmin voor 100% onschuldig.
Complicaties in de vorm van bloedingen en ontstekingen komen in een zeker percentage voor, terwijl in een allerminst te verwaarlozen aantal gevallen het middel - al dan niet door de vrouw opgemerkt - wordt uitgestoten. Doch ook wanneer geen van deze complicaties optreedt, is het percentage mislukkingen nog altijd ongeveer gelijk aan of zelfs hoger dan dat van de op juiste wijze aangewende klassieke standaardmethoden (pessarium-pasta, condoom).
Ongetwijfeld is de veiligheid die orale anticonceptie biedt, d.w.z. mits de pil regelmatig wordt ingenomen, aanmerkelijk groter dan die der I.U.D., terwijl de schadelijke gevolgen veel geringer zijn, zoal niet geheel ontbreken.
Maar om de lokale standaardmethode of de ‘pil’ regelmatig te gebruiken moet de bovengenoemde ‘preventieve attitude’ voldoende sterk zijn. Dat nu is bij a-socialen en debielen en helaas ook bij de bevolking van onderontwikkelde gebieden niet het geval, terwijl ze toch geholpen moeten worden bij de regeling van hun kindertal. Vandaar dat men voor deze groepen andere middelen nodig heeft dan voor de rest van de mensheid. Dat is jammer, maar voorlopig nog onvermijdelijk. Tot kort geleden bezat men zelfs geen enkel middel dat met succes door echtparen zonder voldoende ‘motivation’ kon worden aangewend. Thans meent men in de moderne intra-uteriene middelen een vrij bevredigende oplossing te hebben gevonden.
Dat de NVSH het I.U.-pessarium voor Nederland niet het ideale middel vindt, spreekt op grond van het bovenstaande vanzelf. De Hollandse vrouwen zijn bereid - en ook financieel in staat - regelmatig de veel onschadelijker pil te gebruiken of - zij het met minder enthousiasme - de ‘klassieke’ methoden.
Daarbij komt dat de Westeuropese gynaecologen de drama's die in de twintiger en dertiger jaren door het toenmalige intra-uteriene middel (de zgn. Graefenbergring) veroorzaakt zijn, nog allerminst hebben vergeten. De Graefenbergring is destijds door alle gynaecologenorganisaties van Europa op grond van de slechte ervaringen ermee opgedaan, officieel in de ban gedaan en zelfs in een progressief land als Zweden nog altijd wettelijk verboden!
Het spreekt vanzelf dat, gezien tegen deze historiche achtergronden, bij de Nederlandse artsen die zitting hebben in de medische raad van de NVSH een grote aarzeling bestaat het moderne intrauteriene middel anders dan in uitzonderingsgevallen voor te schrijven.
De gedachte aan verminderde winsten speelt hierbij dus geen rol. Dit wordt wel het beste bewezen door het feit, dat het juist de NVSH is geweest die ten koste van grote financiële offers - gevolg van de sterk teruggelopen omzet van de standaardmiddelen - de stoot heeft gegeven tot de orale anticonceptie in ons land.
J. Muijlwijk
secretaris NVSH