Schippers bleek al uit zijn eerste bundel, maar heeft zich in ‘Een klok en profil’ geïntensiveerd en verdiept. Zijn poëzie wordt steeds meer ‘vacantie van de filosofie’, zoals Jan Hanlo zijn eigen gedichten eens noemde. Het is opvallend hoeveel gedichten in deze bundel zich bezighouden met de onmogelijkheid, of liever gezegd de intrinsieke onjuistheid, om uit bepaalde samenlopen van omstandigheden conclusies te trekken en uit andere samenlopen niet. Gedichten als ‘Iets eerder dan’, ‘Geen familie’ en ‘Armbanden van snoep’ zijn vrij identiek van opbouw. Er worden een aantal feiten uit de werkelijkheid gelicht en deze worden niet samengebracht om er een nieuwe of andere werkelijkheid mee te suggereren, maar slechts om aan te tonen dat alles eigenlijk even verwonderlijk is. Dat ‘credo’ staat heel duidelijk en pregnant beschreven in het gedicht waarmee de bundel opent:
Harten jagen
Wanneer je bij een kaartspel
dertien kaarten van dezelfde soort krijgt
dat iedere samenstelling van dertien
dezelfde waarschijnlijkheid
Zo kan een café vol of leeg zijn,
kan het vijf dagen regenen
of een week lang om de dag,
zijn er soms drie bolhoeden in een straat te zien,
Voor iemand die de werkelijkheid zo bekijkt heeft verandering ervan geen zin, verdichting wordt door hem als een onnatuurlijke activiteit gezien, zoals K. Schippers beschrijft in:
Opening van het visseizoen
Een eend lijkt op een eend.
Maar nu begint mijn vader (62) weer.
Hij noemt waterhoentjes strijkbouten
In een van zijn gedichten zegt Schippers dat humoristische situaties afhankelijk zijn van een accent en hij raadt ons aan dat accent voor te zijn, want dan kan men altijd lachen. Zo is elke situatie waaraan wij waarde hechten, waaraan wij dramatische waarde verlenen, niet meer dan een keuze, het leggen van een accent en als zodanig relatief. Als Schippers drie schaakborden opneemt waarop de stukken keurig staan opgesteld voor het spel en waarboven respectievelijk staat ‘wit wint in 22 zetten’, ‘wit wint in 32 zetten’ en ‘zwart wint in 39 zetten’, dan is dat een luchtige bevestiging van wat reeds in de gedichten te lezen staat en tevens een opheffing van de beperkte term ‘poëzie’.
Veel van wat in ‘Een klok en profil’ staat kan dan ook niet gevangen worden onder de geijkte term ‘poëzie’ en Schippers zou de laatste zijn om zich daar zorgen over te maken. Zijn poëzie sluit, hoewel op een zeer eigen wijze, aan bij de stroming van het nieuwe realisme in de beeldende kunst: een herwaardering van de werkelijkheid die tot dan toe onder een deken van woorden en verf was bedolven.
Die herwaardering is afhankelijk van de keuze die de kunstenaar er uit maakt. Schippers' noteringen van observaties getuigen meestal van grote originaliteit, al is hij in sommige observaties misschien iets te expliciet. Maar ik ben me bewust dat ik hier zijn observaties teveel als gedichten bekijk. Men kan ook wantrouwig worden door glashelderheid. Zo kan de Poëzielezer bezwaar maken tegen een te weinig aan structuur, maar laat hij dan bedenken wat Schippers in ‘De waarheid als De koe’ eens heeft geschreven: ‘Vele dichters proberen dichterlijker te zijn dan de onderwerpen waarover zij schrijven’. Schippers woont aan de periferie van de poëzie van waaruit hij niet alleen scherp observeert, maar ook de poëzie als verschijnsel relativeert en daar is in ons zo poëtische landje altijd behoefte aan.
k. schippers: Een klok en profil.
Em. Querido. f 2,90.