| |
| |
| |
De generalen repetitie
(fragment)
Peter H. van Lieshout
Jezelf rekenschap geven, al je namen etaleren, je kamer rond kijken, een inventaris, een uitgebreide inventaris maken en erin weten te geloven, de hoop, de herhaling, 31 akties ondernemen, zo vaak als mogelijk, stakkato van je laten horen, het serum inkt benuttend, liefde laten doorgaan, langzaam, ik weet wel wat ik doe, bij elk nieuw woord leg ik verantwoording af, maak de balans kloppend, regelmatig, nauwelijks onderbroken, maken de toetsen een droog en fel geluid als ze met een harde klap tegen het lint slaan, leve de techniek, de sporen laat ik na op het witte papier van vele dagen, vele gesprekken, het vordert zeer langzaam.
Vandaag kwam ik iemand toevallig tegen in de stad, een oude kennis, herkende hem eerst niet, pas toen hij enige tijd breed grijnzend voor me op het trottoir stond, zijn beide handen in verwondering en verrassing uitgestoken, wist ik zijn naam weer, ik kan erg slecht gezichten onthouden, praat soms vijf minuten tegen de verkeerde, nu, op dit ogenblik zou ik zelfs haar gezicht niet eksakt kunnen beschrijven, hoewel ik haar van tientallen meters afstand herken vóór ik naar haar kijk, soms, na een razendsnelle ontmoeting, als ik toevallig op de soleks door de stad rijd, en zij komt een winkel uit, of een kort moment als twee roltrappen elkaar passeren, ik op weg naar de parterre om een handige doorzichtige plastic map te halen om papieren, manuskripten, brieven en zo in te bergen, en zij gaat naar boven, met onbekende bestemming, ik maak een vriend opmerkzaam op haar plotselinge verschijning, hij kijkt haar nauwelijks een sekonde aan, ik loop nog urenlang met haar beeld in mijn gedachten, maar later op de avond, als we zwijgend en vermoeid, op een donkerrode barkruk, over de vochtige glazen strijken, maakt mijn vriend een scherp geformuleerde opmerking over haar verschijning, geeft een opsomming van wat zij aanhad, en waarom de kleurkeuze daarvan zo juist was, hij heeft trouwens een kleurkompleks, ik sta stomverbaasd, weet me niets meer te herinneren hoe ze er uitzag, heb daar niet op gelet, werkelijk, ik zou haar gezicht niet kunnen beschrijven, behalve enkele details, de haarinplant, de manier van lachen, de oogopslag, zelden kom ik iemand tegen die op haar lijkt, hoewel ik een meisje ken, van gezicht, die zeer veel met haar gemeen heeft, tot de manier van glimlachen toe, twee boogjes naast de mondhoeken, stond er een keer tegenover in de bus, ze keek me onderzoekend aan, stootte enkele vriendinnen aan, bij het verlaten van de bus hoorde ik nog net dat
zij iets zei over ‘die jongen die’, het kon een zusje van haar zijn, later bleek, bij navraag, dat het een vriendin was, typisch.
Best mogelijk dat ik veel weglaat, een jongetje in de sam, een puchtype, werd vandaag bijna kwaad toen ik hem ernstig beloofde zijn bouwvallige trouwgereedschap weg te schoppen, we hadden het over het een en ander, hij raadde mij aan een gaatje in mijn voorhoofd te boren, het gesprek ontspoorde tenslotte toen mijn vriend Pim, ook wel Blauwbaard, Lelijke Sik, Pimmeltje en Mottebal genaamd, binnenstormde en ogenblikkelijk tientallen meisjes voor een bezoek uitnodigde (reaksie: ‘jij naait zeker met een driewegstekker’), trouwens, het bedoelde kereltje, lyceïstje met rollingstonekuif, leek ook wel wat op Helma, vreemd, zal wel de naderende paranoia zijn.
Pimmeltje is toch ook wel een mooie zak ook, fotografeert zich te pletter, heeft de leiding van zijn eenmans reklamestudio, maakt in elk geval mooie affiches, leent mijn grammofoon, wordt frekwent feesten uitgezet waar hij met de meest ingenieuze smoezen gatecrasht, hakte in vurehout een prachtig, een meter hoog, eroties vrouwebeeld, levensechte krabbelende handjes, een pluk tabak in het kruis, de kop is driehoekig, eenogig, staat met een verlekkerd smoel tussen d'r houten o-benen te wrijven, een onderwerp voor vele idiote fotoos (met bril, een plastic rode roos, een uitgeknipte foto van een blote kerel, de bedoelde tabak, een wit minuskuul schaamschortje, een witte strook ‘met ingang van 3-11-'64’, andere, onvoor- | |
| |
stelbare dingen), we gaan misschien binnenkort een klein 8 mm filmpje opnemen, een verfilming van een hoofdstuk uit Naked Lunch, er zijn nog geen kompetente spelers gevonden, desnoods veranderen we het plan, maken we er iets totaal anders van (b.v. zoals de beroemde film van Andy Warhol, 6 uur lang een slapende man, instellingen van 45 minuten op de langzaam ademende buik, geen geluid, misschien maken we iets van een kwartier in die geest, een truukfilm dan, rechts op het scherm een foto van een bodybuilder uit de folder van Charles Atlas, links detailopnamen, snel wisselend, van een druppende kraan, een jonge kikker, een zure mossel, een paar billen, een opname vanuit een rijdende auto, een draaiende plaat, ijsbloemen, een masturbatiescène, paarden, de mond van god, allerhande sekssymbolen, grotten, dolken, een trein die in een tunnel verdwijnt, een glanzende jaguar, een strijkijzer, een meisje dat traag in haar neus peutert, etalagepoppen, snotterende ijspegels aan een rieten dak, een gesluierd arabisch herderinnetje, een serie ‘met een luipaard naar bed’ films, op te nemen in Marokko, Afrika, met parende
giraffen, een egyptisch bordeel met ontzettende voorstellingen, stervende negers, het neerschieten van belgen in de Kongo, rassenrellen in Zuidafrika, oerwoudbranden met gillende dieren in doodsnood, Armando en Michaela De Nijs als slachtoffer van kannibalen, met de chef-wonderdokter keuvelend of er al dan niet sauce béarnaise bij hen geserveerd moet worden, opname van blanke kolonialen die sodomie plegen op hun terras met bavianen en mandrils, tot slot wordt de lopende kamera (goed waterdicht verpakt) in de Viktoriawatervallen gesmeten, terwijl een missionaris gewurgd wordt voor het meer realistische geluid, de opnamen die je ziet als je je in een afgrond werpt, prachtig), we zien nog wel.
Helaas zullen deze meer dan fantastische plannen, draaiboeken, schemaas, nooit worden uitgevoerd wegens kleine foutjes in de opzet, we hebben er zowiezo niet aan gedacht dat er in een egyptisch bordeel geen stopkontakt is voor elektrische stroom, voor de lampen, de apparatuur zal wel een keer worden vertrapt door woedende rinocerossen en berbers, tja, dat is toch wel jammer, ergens.
Laten we maar alle dingen beloven, doen, maken, ondergaan: het blijft toch hetzelfde, de relaties, de betrekkingen met je omgeving, vooroordelen, de kontinue liefde, de dagen in vrijloop, het steeds terugkerende gevoel, de wekelijkse hitparade, de verzonnen smerige details met betrekking op feesten, technieken, de prachtige taktieken uit de Kama Sutra, ik kom er niet aan toe voorlopig, vandaag is het weer zo ver, ik ben reuze down, het getob, ik loop afwezig in me heen en weer, kijk naar mijn vingers, tel de sekonden, telefoneer, landerig op mijn buik lees ik de krant, heer bommel, peuter mijn navel schoon, zet de radio aan, neem een kersenbonbon, zet de radio af, stomp met mijn vuist tegen de rug van de bank, zucht, rij bij wijze van eksperiment zonder eenmaal gas weg te nemen naar de stad, bots verstrooid tegen een heleboel kennissen op, tijdens een gesprek over geweldige belevenissen, ergens in Rotterdam, Antwerpen, Nijmegen, Amsterdam, Brugge, Reykjavik, of waar dan ook, ondertussen blijf ik voortdurend ergens in mijn achterhoofd denken ‘wat kan het me ook eigenlijk verdommen, het interesseert me toch geen bal wat ze zeggen, hou maar op’, maar ondertussen stem ik met het gezegde in, knik af en toe als men naar mij kijkt, op strategische punten in het gesprek brom ik maar wat instemmends, geef een opmerking, hartstikke blij dat ze een klankbord gevonden hebben praten ze verder, later, in het straatje, schreeuw ik Hans' naam omhoog, niet thuis, keil een steentje tegen het raam, geen gehoor, balorig fluitend naar huis, wat schiet ik er nou eigenlijk mee op?, thuis op mijn kamer zwijg ik een lang half uur, kijk aandachtig naar het plafond, scheur een foto van de muur (cecil taylor uit down beat), zet BBC Playtime aan, ik hou nou eenmaal van volksliedjes, mits gezongen door Burl Ives, inplaats daarvan plaatjes van de in Nederland nog praktisch niet
bekende beatles, (in Den Haag vroegen een stel jongens uit Liverpool me, wat ik van de beatles dacht, ik antwoordde te goeder trouw dat ik er nog nooit vamme leven van gehoord had, de jongen met kanariegeel overhemd en bandebom-speldje sloeg me bijna de zee in, savonds zijn we toch flink uit geweest, leve de beatles) de zenuwen, ik ben geen voorvechter van popmusic, hooggestuurde witte puchs, brillantine, morele herbewapening, blokfluitles, melk in de thee, motorboten, picnics, duitse jongens met een grote bek in zandvoort, dagsluiters, krijgsdienst, voetbal, vietnam, dus zet ik de radio weer eens af, lees een stukje, op den duur kom ik toch weer steeds op haar terug, onvermijdelijk, het schijnt zich wel als een dumdumkogel in me genesteld te hebben, toe maar, wat doe je eraan, kansen heb en neem ik niet, steven glimlachend (ho maar) mijn doel voorbij, wat doet het er toe, al mijn vrienden dringen aan op onmiddellijke aktie, brengen mij door hun plezier met verkeringen en zo op de rand van de geliefde wanhoop, proberen
| |
| |
me te doorgronden, ik zet geen voet aan de grond, mijn keuze bepaald, in elk geval blijf ik wel flink konsekwent, toch begrijp ik de mysterieuze reden niet, wat kan ze in shemelsnaam tegen me hebben, ik tast in het duister, wat doet het er toe, sla het maar over.
Alles nog haarfijn uit te leggen, het hoe en waarom, zeer duidelijk uiteenzetten waarom ik nou precies, de redenen, principes, de desillusies, het oneindig verval, de geweldige opwinding savonds bij iemand op zijn kamer, the new thing op de pickup, kommetjes zwarte koffie, we bekijken Andree zn nieuwste gouaches, halen herinneringen op, roken, bladeren onder het praten in allerhande boeken, (het sfeertje is er, weet je wel) praten de hele avond over godweetwat, de zomer, de jaren ervoor, de jaren die nog moeten komen, gissingen: hoe zal het zijn vandaag over twee, vijf, tien, vijftig jaar, Andree met een prachtverhaal: wordt sochtends wakker in een vreemd bed, wrijft zijn ogen uit, ziet tegen de schuine muur een klein briefje, waarop met kleine meisjesletters ‘een stukje brood svp’, denk het eens in, zet de radio eens aan, steek een nieuwe sigaret op, rij je te pletter, maak revolutie, hou een happening, geef je vrouw bij je thuiskomst een net verpakte tuil distels, schop de poes over drie fauteuils en een haardbankje heen, hinkel van de dam naar het plein, kus met gesloten ogen de koude lantaarnpaal, steel een bommenwerper en gooi drente plat, maak karrière, pluk een kleine rode roos, geloof weer in god, los een kruiswoordpuzzel op, abonneer je op de lach, breek uit, loop weg naar Marokko, word boeddhistische monnik in een gele pij, vul in het postkantoor je parker, molesteer een agent, zwem over het kanaal, verscheur je kasboek maar, doe wat, in shemelsnaam, doe wat.
Zaterdags opwinding, vanavond Feest bij Hans in het tweede straatje, elk moment loop je ze tegen het lijf, de jongens die vol verwachting vragen of het nou heus vanavond is, iedereen probeert wanhopig snel iemand te versieren, er gaan de wildste geruchten, de hele sam gonst van de gesprekken, vanavond eindelijk een feest, waarschijnlijk het laatste van het seizoen (het is oktober en anders wordt het zo koud), jij komt toch hè?, nou, eindelijk is het acht uur, ik loop met Goof en Pim en zo door het centrum te rennen, er is letterlijk niemand vrij, kontaktavond op zuid of zoiets, het wordt half negen, we zien tientallen van de vrienden op de fiets met een meisje achterop ergens heen gaan, nog niets gevonden, daar hebben we Stella en Frits, Stella gaat vanavond weer terug naar Amsterdam, gaat de marva in, Frits is een beetje down, ze drinken zwijgend ergens wat, Andree arriveert ook, op zijn nieuwe bromfiets (moet wel, er zijn in de buurt geen scholen waar ze hem willen hebben, dus rijdt hij elke ochtend 15 km op zijn nieuwe berini), we eten vast wat op het atelier, tenslotte blijken er nog meisjes teveel te zijn, Emiel en Hans komen binnen, we halen geld op, ze gaan weg, komen even later met een geweldig grote kartonnen doos terug met een heleboel pullen bier en wat kola (er gaan verschillende handjes naar de listige zakflakonnetjes konjak), er zitten nu ongeveer twintig man op het kleine bovenhuisje, een paar pogingen tot gesprek, de stilte is heel pijnlijk tot er vonkende muziek uit de grammofoon komt, er wordt een beetje gedanst, zacht gepraat, gedronken, verschillenden vertrekken, komen later op de avond weer eens kijken, na een half uur is het bier grotendeels op, Goof probeert wat beneden in het gangetje, het lukt hem niet door het vele bier, uren later is het heel erg stil, alles is op, niemand echt dronken, er worden platen gedraaid en voornamelijk
gezwegen, Martijn komt even aan, net terug uit Delft of zo, we lopen door weer de stad te rennen, een paar man gaan naar kontakt toe om mensen op te pikken na afloop, anderen zetten wat weg bij de stip, de partij is over, pas half een, we eten nog een stukje kaas, ik ben weg, ze zijn nog tot half vier daar gebleven, pratend, rokend, luisterend, men ging toen naar een feest in Vught, met autoos, brommers, fietsen, maar voor mij hoeft het werkelijk niet meer.
Ik ben me wel bewust van herhalingen, het nodeloze repeteren van gevoelens, roofbouw plegend op het verleden, begrijp het maar, niets terugnemend, het is echt geen illusie, dwangidee, waandenkbeeld, stunt, gimmick, reklamefoef: ik meen het veel te goed, werp me waanzinnig in de liefde, spendeer maandenlang afwachten, nutteloze verwachtingen, de verwachting van plotselinge inkeer, een wonderbaarlijke bekering, een donderslag uit heldere hemel, een toezegging, antwoord, beleidsverandering, de hoop, dat het allemaal nog eens goedkomt, mijn sprookjesprinses, waarom ook niet?, er is geen enkele redelijke reden voor hoop of wanhoop, de situatie in het vakuum, pas maar euthanasie toe, wat geeft het, sla de hoop de bodem in, artikuleer, zeg wat.
Szomers ligt iedereen aan de plas, hele middagen en ochtenden lang, de komplete troep verplaatst zich op de fiets of brommer naar zuid, een aparte wei wordt bevolkt door de tientallen die niet zwemmen, uitgestrekt op badlakens liggen te praten, vermoeid de voorbij paraderende meisjes be- | |
| |
kijkend, luisteren naar radio caroline on one nine nine, een pilsje halen op het terrasje, voetballen, vrijen, grassprietjes uittrekken, drinken, afspraken maken, tegen vijf uur naait iedereen er weer uit, om half zes zie je ze in lange rijen de stad binnenfietsen, en de rest.
Vooral szondagsochtends is het er druk, je staat dan vroeg op en gaat naar de pettelaar toe, om met de kennissen van de vorige avond tegen anderen op te kunnen scheppen over het feest, vaak wordt er dan nog heimelijk een klein delikaat flesje konjak te voorschijn gehaald, of een grote ongeëtiketteerde fles rode landwijn, en dan wordt het best gezellig, smiddags ga ik dan meestal naar de ijzeren man in Vught, daar is het niet zo ontichelijk druk, en daar kan ik tenminste rustig en ongestoord achter op het terras in de schaduw zitten lezen en mijn ogen laten gaan over het badende volk, de zeil- en speedboten en sommige andere dingen, waarover later meer, veel meer.
Ik schrijf dit alleen maar om mezelf moed in te praten, vannacht gaat het weer vier graden vriezen, het is verdomd snijdend koud, zo op de bromfiets, geef mij maar een heerlijke zomerse temperatuur, zo tussen de twintig en dertig graden, niet warmer, dat is niet leuk meer, wat dat betreft ben ik geweldig gevoelig, het moet me echt niet te heet worden, hoewel, ik heb bizonder prettige herinneringen aan mijn laatste vakantiedag in Oostenrijk, afgelopen jaar, snoeiheet, ik liep met mijn zwager, waar ik mee op vakantie geweest was, door Kufstein, waar we ekspres heen gegaan waren om 1e ons overgebleven inheems geld op te maken, 2e om eens lekker joegoslavisch te eten in de auracher löch'l, een plaatselijke en werkelijk beroemde grandioze uitgestrekte vrolijke primitieve eettent, je loopt er van kelder naar kelder, overal zitten honderden oostenrijkers, toeristen, duitsers die speciaal voor het eten uit München erheen komen, de zalige geur van knoflook slaat je, als je het steegje binnenkomt, waar de zaak is (voor reisfans: van het station over de brug over die rivier, dan een stukkie verder rechts een steegie in, ergens onder tegen een heuvel waarop een kerk plus heldenorgel geplaatst is, je ruikt het zo) direkt op de longen, heerlijk, we bestelden een balkantoestand, een groot houten bord met allerhande zuidoostelijk-europese dingesen, paprika, ui, rijst, cevapcici, geheimzinnige bewegingen met veel kruiden, daarbij een half litertje witte wijn, en het was weer kompleet verrukkelijk (voor geïnteresseerden: zoon toestand kost Ö.sch. 30,80, nog geen riks dus, het wijntje Ö.sch. 14,40, a.s. hagiografen zal het misschien interesseren dat mijn klantnummer 184.332 was, ik heb de nota hier voor me liggen, zo perfektionistisch ben ik wel, voorop een gravure van het onderhavige steegje en de tekst ‘Auracher Löch'l dankt
für Ihren werten Besuch, hofft Sie zufriedengestellt u. bittet um Weiterempfehlung’, dat is dan bij deze gebeurd), vooral de filmische scène midden in zonovergoten centrum, toen we midden op het zebrapad enkele nieuwe kennissen van de bergland express ontmoetten, en midden op dat zebrapad zeker een kwartier bleven praten, terwijl aan weerszijden tientallen autoos stopten, en rustig bleven wachten, zonder te toeteren, enkele toeristen stapten uit en gingen doodrustig op de hoek een ijsje halen, toen we de situatie bemerkten, liepen we van de zebra af, en de wagens zetten zich weer kalm in beweging, vele chauffeurs zwaaiden vriendelijk, het was ook zo warm, met dat al waren onze schillingen nog steeds niet op, dus gingen we op een schaduwrijk terras een biertje halen, echt Pilsener bier uit Tsjecho-Slowakije, 14%, wel koppig, dat bleek later pas goed, na het balkanvoedsel, toen we nog steeds geld op zak bleken te hebben, en dus een klein kelderknijpje indoken, waar we voor onze centen een zakflakon kirschwasser kregen plus een gigantische halveliterspul gevuld met wat bij nadere inspektie muskatelwein bleek, tientallen tandeloze oostenrijkse inboorlingen zaten rond de toog grote teugen wijn te slikken, wij moesten ook zo nodig meedoen, het knijpje uitwankelend heb ik nog even in de houding gestaan bij een fanfare die een zomeravondkonsert van ganz deutsche marschen op het marktplein gaf, later vertelde men mij dat ik ook een bagagejuffrouw in het Kufsteinse Bahnhof aan het lachen heb gemaakt, een hele prestatie, want de dame was van vroegere reizen reeds bekend wegens haar gelijkenis met Virginia Woolf en groteske norsheid, wat heb ik die avond en nacht heerlijk gepit in de couchette.
Peter Vos schrijft bij de tekeningenserie in dit nummer:
Beste Paul
Alsjeblieft! Een optocht langs je raam. Spitsuur van wij-gevoelens. Eenrichtingverkeer met lemminggezangen. Zoals je ziet, eindigt het meestal in een stoet van blinden of een schapenwolkenveld. Gelukkig hoeven wij niet mee (en de meeste obers ook niet). Groeten.
Peter
|
|