Hollands Maandblad. Jaargang 7 (214-225)
(1965-1966)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 38]
| |
Nederlandse comedieDoor het lang doorspelen van successen uit het vorige seizoen (Virginia Woolf; Op Hoop van Zegen) kwam pas in oktober de eerste première de man van morgen van Brendan Behan, een soort documentaire over het Ierse gevangeniswezen met een sappige portrettengalerij van gevangenishabitués en pittoreske doorkijkjes op het o zo warmbloedige, diepgelovige en toch zo rondborstige Ierse volk. Behan behandelt voornamelijk de ontmenselijkende uitwerking van de doodstraf op alle leden van de gevangenisgemeenschap. De opvoering muntte uit door volkse humor (Johan Kaart), de op de show gerichte regie van Han Bentz van den Berg en de kernachtige vertaling van Van het Reve, ook al kon zij mij niet van het belang van Behan's toneelwerk overtuigen. Spoedig volgde de in wezen volledig mislukte toneelbewerking van Iris Murdoch's a severed head, waarin de personages de stilistische middelen van de schrijfster niet bleken te kunnen ontberen en, op het toneel gezet, ridicule marionetten leken die de hand van de spullebaas missen. Van de bedoelde parodie op de verslaving aan holle psychiaters-waarheden over sexualiteit, kwam dan ook niets terecht. Het enig waardeerbare was het uit Engeland overgenomen vierkamerdecor van Graham Barlow en de prachtige karikatuur van een wispelturige lady door Ellen Vogel. omzien in wrok van John Osborne, uit toneelschooleindexamen-nostalgie geregisseerd en goeddeels gespeeld door Hans Boswinkel, demonstreerde de overbodigheid van deze reprise voortreffelijk. Wel was een nieuwe aanpak geprobeerd door het accent te verleggen van de maatschappelijke aanklacht naar de psychologische uitbeelding van een huwelijksconflict, maar die beklemtoonde juist de onevenwichtigheid en onrijpe romantiek in het stuk. Boswinkel gaf opnieuw blijk van regie-talent maar overschreeuwde zichzelf in een soort psychiatrische visie op zijn hoofdrol. De jaarlijkse Han Bentz-Ank van der Moer confrontatie werd dit maal maria stuart, eenmet grote perfectie nieuw geënsceneerde klassieke bestseller. Regisseur Ton Lutz had terecht de historische achtergrond veronachtzaamd ten bate van de juiste profilering der kernthema's: de ondergang door machtsbegeerte en de katarsis door zelfverloochening, in klassicistische stilering gepersonifieerd in Elisabeth en Maria. Krachtig en beheerst spel over de gehele linie, in modelpresentatie qua decors en costuums. Er volgde na acht jaar een reprise van een Festival-toneelmanifestatie: moortje van Breero dat door de ontnuchtering van het weerzien niet meer zo'n sterk stuk leek. De fundamentele tweeslachtigheid van het gegeven werd niet weggespeeld en het zeventiende eeuwse Amsterdams werd nagenoeg onverstaanbaar uitgesproken. Costuums en decors van Wijnberg bleven magistraal en een aantal spelers konden ons wel, een aantal anderen niet de vorige opvoering doen vergeten. Ton Lutz regisseerde ook al de driestuiversopera van Brecht, een nieuw beroep op een vermeende kasmagneet door ons minst artistiek-bewuste gezelschap. Hoewel er zeer redelijk gezongen en geacteerd werd, is deze schelmenkomedie wat de tekst en de wat al te eenvoudige sociale moraal betreft, onherroepelijk passé gebleken. De atmosfeer die schrijnend behoort te zijn verdronk een beetje in de eigen weelderigheid en de vanouds bekende exuberantie van decorateur Wijnberg. Balans voor het seizoen: eerst drie onbelangrijke zwakke voorstellingen, toen drie monumentale museumprodukties, waarvan één (Schiller) zonder meer geslaagd. | |
Haagsche comedieIn augustus stak men hier al van wal met clerambard van Marcel Aymé, een aardig blijspel, met zwakke plekken, over een tot super-Franciscaan bekeerde van huis uit wrede graaf, met prachtige rollen van Myra Ward en Georgette Hagedoorn. De eerste grote opvoering was la celestina van Fernando de Rojas, een vijftiende (!) eeuwse Spaanse tragikomedie ron- | |
[pagina 39]
| |
Magda MarisZe zit in de tuin
op een omgekeerd emmertje.
Ze roert met een houtje
en zingt zonder woorden.
Loom in de zon,
luisterend naar haar,
komen vergeten beelden tot leven
van voor het besef van zien en bewegen.
Door Lieze-Elize,
die zichzelf nog niet zien kan,
zit ik in de tuin
en roer met een houtje.
dom de fascinerende en wereldvermaarde Celestina, prototype van de koppelaarster. Boeiend was speciaal de magistrale uitbeelding van deze mefistofelische anti-heldin door Ida Wasserman. Joris Diels had een behoedzame keuze uit de eenentwintig bedrijven gemaakt in een natuurlijk briljante bewerking van Dolf Verspoor. Lichtelijk ironiserend gespeeld werd het een prachtig geënsceneerde en aangeklede voorstelling. Daarna regisseerde Scharoff Gorki's kinderen van de zon, een tendensdrama waarin merkwaardigerwijze nog nauwelijks partij wordt getrokken voor de in opstand komende proletariërs. Deze voorstelling werd zo subliem gespeeld, dat men meende met een stuk van Tsjechowachtige allure geconfronteerd te worden. Bob de Lange maakte van de wereldvreemde idealistische chemicus een onvergetelijke figuur. Paul Steenbergen en Myra Ward maakten vervolgens een triomf van after the fall van Miller, een gewetensonderzoek na acht jaar zwijgen, gewijd aan 's schrijvers huwelijk met Marilyn Monroe tegen de achtergrond van de medeverant-woordelijkheid aan de Nazi-misdaden. Is de waarde der ideeën hier discutabel, de vorm is in ieder geval een dramatisch uiterst interessant spel met herinneringsbeelden. Het niveau van de opvoering tilde overigens ook dit stuk boven zijn eigen betekenis uit. Het afscheid van Albert van Dalsum als king lear leverde een wat vaag barbaars aangeklede voorstelling op naar Engels ontwerp van Abd'Elkader Farrah. De enscènering van Joris Diels hinkte enigszins op de twee gedachten van reconstructie voor zover het de titelrol betrof en modernisering van de rest. De hele voorstelling werd daardoor wat teveel gestileerd en ietwat onderkoeld. Van Dalsum's Lear werd ditmaal pas waarlijk groots in de waanzinscènes. Bob de Lange kon zich vervolgens weer eens geheel uitleven in de methode ribadier van Feydeau, waar hij als vertaler-regisseur-hoofdrolspeler een watervlugge, intensfranse aangelegenheid van maakte in de allerbeste boulevard-traditie, zodat men de zwakke plekken in deze bruisende overspelkomedie niet meer opmerkte. Of het niet opkon, kwam daarna nog the beaux stratagem van George Farquhar, een blijspelschrijver uit de gewaagde restoration-periode. Den Haag maakte hier een tintelende operette van met alle brille en ‘Schwung’ vandien. In speelse decors van Hep van Delft zag men formidabel satirisch comediespel van het hele ensemble met uitschieters van Myra Ward, Joris Diels en Trins Snijders; de ironiserende vertaling was van Ernst van Altena: een gelukte vermenging van eigentijdse en achttiende eeuwse humor. ardèle was een totaal overbodige reprise van een uiterst cynisch Anouilh-stuk, waarvan het eerste bedrijf opnieuw verrukkelijk bleek, maar de rest verzandde in wijdlopig getheoretiseer over de waarde en onwaarde van liefde. Zelfs de ongemeen fraai aangeklede voorstelling, met inzet van vele kapitale krachten, kon de eenzijdigheid van deze obsessie niet ver- | |
[pagina 40]
| |
bloemen. Het seizoen werd voorlopig afgesloten met johan van oldenbarnevelt, een weinig dramatische serie historische plaatjes van Hans Keuls. Een wel handige popularisering van een ingewikkeld brok staatkunde zonder wezenlijke waarde. Met de vals-pathetische effecten van met name het slot wist niemand goed raad, en slechts een enkele speler vond soms een menselijk accent in dit kijkspel voor eenvoudigen van geest. Balans: vijf voltreffers, drie redelijke successen (King Lear, Clérambard en Ardèle) en één misser-uit-noodzaak (subsidie-voorwaarde!) tot slot. | |
Nieuw Rotterdams toneelBegonnen werd met het rituele triviale blijspelletje barefoot in the park van de Amerikaanse Neil Simon. Matige situatiehumor uiterst bedreven gebracht door Annet Nieuwenhuyzen en Jan Teulings. Kees Romer had een ingenieus decor gemaakt. faust 1 met Ko van Dijk als Mephisto werd een soort prestige-daad, waarmee de speelbaarheid van dit wijsgerig leesdrama overigens niet werd aangetoond. Een sterk punt was de figuratie door een mimegroep, maar het bleef een dichterlijk pamflet met merkwaardige romantische uitwassen, waarin Johan Schmitz vergeefs probeerde iets menselijks te maken uit de mozaiek van de titelrol. Gerrit Kouwenaars vertaling klonk wat nuchterder dan nodig was. Mephisto werd van een gezellige duivelachtigheid: het enig werkelijk toneelmatige onderdeel van een beroemd stuk pathetiek. Men speelde voorts Anouilh's gasten op het kasteel waarvan het blijspelelement niet zo leuk meer leek als vijftien jaar geleden en de thematiek wat vals. Elly van Stekelenburg speelde een prachtige kluchtrol maar de bekende Anouilh problematiek van het zuivere meisje in gevecht met de boze wereld werd in het spel van Ida Bons niet geloofwaardig. Een heel wat aardiger Frans stuk van Vercors zoo, een science fiction achtig onderzoek naar wat de mens nu exact van het dier onderscheidt, vond in de ogen der kritiekgeengenade. Zelf vond ik de probleemstelling knap, zij het dat de schrijver ook geen oplossing wist. Uit puur wantrouwen tegen het stuk hebben de acteurs met elkaar door luidruchtig leukdoen geprobeerd er ‘nog iets van te maken’. Waarschijnlijk voornamelijk daardoor is de voorstelling gevallen. Als Nieuwjaarspremiere mocht Lia Dorana proberen aan de belegen romantiek van Sardou's madame sans-gene nog enig leven in te blazen. Dank zij haar merkwaardige talenten lukte dit grotendeels, ook al viel dit B-filmachtige gedweep met heroiek uit de Franse revolutie als voorgoed passé door de mand. Voor lichte vertierzoekers een avond cinemascoop op het toneel. In een kleine zaal-produktie mocht Johan Greter een eerste beroepsregie voeren over de jognste ongein van Ionesco, delire a deux. Dit kinderlijk-fantastisch absurdisme vermocht niemand meer te epateren, ook al werd er zeer intens in geacteerd door Annet Nieuwenhuyzen en Steye van Brandenberg. Het hierop volgende incident at vichy bleek een voortzetting van Millers onderzoek naar ieders persoonlijke verantwoordelijkheid aan oorlogsgruwelen. De gekozen zeer economische toneelvorm wekte bewondering al overtuigde de probleemstelling weinigen. Er werd door een lange rij mannelijke leden van het gezelschap indrukwekkend gespeeld, in de regie van Jan Teulings die optimale bewegelijkheid aan deze statische dramatiek wist te verlenen. O'Neill's rouw past elektra bracht opnieuw vader en zoon Flink tesamen in een dramatisch conflict. Deze freudiaanse interpretatie van de Orestie van Aeschylus bleek voor publiek en spelers een hels-zware opgaaf. De grootse afmetingen van het drama werden niet helemaal duidelijk vooral door het beneden iedere maat blijvende spel van Rie Gilhuys als Klytaemnestra - Mevr. Mannon. De inmiddels ietwat achterhaalde kanten van deze wat schoolse dieptepsychologie maakten vooral het middendeel ook minder overtuigend dan waarschijnlijk in de jaren dertig. Ook hier was Annet Nieuwenhuyzen als Elektra bijzonder indrukwekkend. obsessie van de Engelse Levene bleek een superieur gebrachte, uiterst matige psychologische thriller gebaseerd op het knappe idee van de moordenaar die wanhopig zijn schuld probeert te bewijzen. Maar de pointe was vooruit bedorven. Balans: twee maal populair succes, drie maal belangwekkend drama, drie maal matig geslaagd en één flop. Volgende maal komen de regionale en spreidingsgezelschappen aan bod.
Hans van den Bergh |
|