Autobiografie van een grote vogel
J. Bernlef
In haar meesterlijke boek The English eccentrics schrijft Edith Sitwell in het hoofdstukje over kwakzalvers en alchemisten: ‘Notice how strange and birdlike are the voices of these quarrelsome, bird-flapping gentlemen.’ Het is een typisch voorbeeld van Sitwelliaanse vervorming van de werkelijkheid. Alles wat Edith Sitwell heeft geschreven - dat geldt in grotere mate voor haar proza dan voor haar poëzie - lijkt als gezien door glas waarin constructiefouten zijn geslopen. Wat wij zien is wel herkenbaar, maar vervormd, soms gruwelijk maar meestal grotesk met een ondertoon van authentieke melancholie. Dat is ook het geval in haar zojuist, posthuum, verschenen autobiografie Taken care of.
Sir George Sitwell moet wel geschrokken zijn toen hij op 7 september 1887 zijn dochter Edith voor de spiegel hield. Hij moet een ogenblik aan een constructiefout in het spiegelglas gedacht hebben. Ik ken geen foto's van Edith Sitwell als baby of klein kind, waarschijnlijk zullen ze niet gemaakt zijn, maar ik stel mij voor dat zij er als een klein afgodsbeeld uitgezien moet hebben: van een indrukwekkende lelijkheid, ondoorgrondelijk en niet meer weg te denken. Daar kwam nog bij dat het huwelijk tussen Sir George en zijn vrouw, waarschijnlijk door wederzijdse ouders bekokstoofd, niet erg gelukkig was. Het achttienjarige meisje liep al na twee weken weg maar werd door haar moeder teruggestuurd. Negen maanden maanden later beviel ze van de indrukwekkende Edith. Het wordt uit de hoofdstukken gewijd aan haar jeugd duidelijk dat Edith Sitwell een zeer ongelukkige en eenzame jeugd had, waarin het enige lichtpuntje het latere gezelschap van haar ook literair beroemd geworden broertjes Osbert en Sacheverell was. Haar vader was een expert op het gebied van tuinaanleg met de daarmee samengaande liefde voor het artificiële. Het is een liefde die Edith van hem geërfd moet hebben en die haar later tot zo'n belangwekkend schrijfster zou maken.
Taken care of is in Engeland over het algemeen niet gunstig ontvangen. Philip Toynbee vond de scheldpartijen op critici als Enright en Leavis grof en belachelijk, haar lofzang op dichters als Dylan Thomas en Roy Campbell overdreven en sentimenteel. Hij heeft daar gelijk in, maar kijkt niet verder dan zijn neus lang is. Pas gezien vanuit het alles vervormende gezichtspunt van Edith Sitwell worden deze sterke anti- en sympathieën duidelijk en begrijpelijk en wat mij betreft vergeeflijk.
Het kind Edith moet de afstotende werking die van haar physionomie uitging duidelijk gevoeld hebben en zij heeft er later ook de konsekwenties uit getrokken. Op vier- of vijfjarige leeftijd, door een tante gevraagd wat zij later wilde worden, antwoordde zij ‘a genius’, een antwoord dat een gegeneerd stilzwijgen teweegbracht. Het eenzame kind werd verliefd op een pauw, tot haar vader op een dag een vrouwtjespauw meebracht en het afgelopen was met haar eerste liefde. Misschien is dat haar eerste confrontatie geweest met de diersoort die haar diep zou beïnvloeden en ook karakteriseren.
Als men zich Edith in de tuin wandelend voorstelt, een van haar magere armen om de nek van de pauw geslagen, ziet men een even eenzame figuur als de schepping van Lewis Carroll, de droevige Alice zoals zij getekend is door John Tenniel en door Carroll meermalen meesterlijk gefotografeerd. Nee, voor kinderen was de negentiende eeuw geen lolletje. Het vogelachtige skelet van Edith Sitwell was voor het kind bijna niet te torsen en toen de ouders bij haar de neiging tot kromlopen ontdekten werd zij dan ook onmiddellijk door een aantal ‘artsen’ in een soort harnas gegoten waarmee zij ook naar school moest. Geen wonder dat uit de hoofdstukken over haar jeugd een geweldige haat spreekt.
In hoofdstuk zes van Taken care of schrijft zij over een bezoek dat zij met haar grootmoeder Sitwell aan Bath bracht. Zij was toen achttien jaar. ‘The younger maiden lady, then aged about eighteen, had the remote elegance and distinction of a very tall bird... She stood there, in the delicate leafless cold with her long thin legs poised upon the wet pavement, as some great bird stands in a pool.’ Het is voor mij hét zelfportret van Edith Sitwell, een grote vogel op lange, stelterige benen, in een plas staande. En in haar hele manier van schrijven zit