gedaan. Meteen ingezet. En toen kwamen ze. Ik vluchtte onmiddellijk weg, maar ze hebben...’ ‘Ik heb gehoord...’ zei Kiki. ‘Ze hebben mij niet helemaal achtervolgd’, zo ging Diana verder. ‘Ook niet toen ik weer tevoorschijn kwam. Toen stond er al weer een ander te zingen. Dat zijn de business. Onmiddellijk staat er een ander.’
‘Ik heb gehoord’, zei Kiki, ‘dat als je op een concours te vroeg wegloopt, of te laat, dat je dan meteen een nul krijgt. Ik heb 't eens meegemaakt van een meisje. Die wilde niet meer ophouden. En hoe goed ze ook was, de jury zei: een nul. Ze hielden de bordjes omhoog. Ze hebben haar nooit weer gezien. Hoe doe je dat? Met je lichaam?’
Diana keek haar aan, niet wetend of ze Kiki dingen vertellen zou die Kiki niet weten mocht, of dat Kiki dit allemaal reeds lang wist. ‘Gewoon’ zei ze.
‘Gewoon’ herhaalde ze, toen Kiki haar op een indringende manier bleef aankijken. ‘Met je heup. Zo. Maar het moet niet ongewoon zijn, want dan stel je je aan. Gewoon doen. Doe gewoon. In de tijd dat ik nog Hollandse liedjes zong ook. In mijn fanmail schreven ze dat ik fris was, Hollands. Vooral uit Amerika, die in Amerika zijn gaan wonen. Die schreven me dat ik hun zo aan de Hollandse tulp doe denken, aan de Hollandse koeien. Jij bent mijn Holland, schrijven ze. Met je bossen en je hei. Dat kan ik me heel goed voorstellen. En handtekeningjagers ook. Waar ze ook staan, ik ben niet bang voor ze. Ik vind het enig. Zingen en de mensen gelukkig maken, mensen van alle nationaliteiten en van alle rassen, want dat wil ik.’
‘Ik ben eens op een concours geweest...’ begon Kiki.
‘Je kunt het niet los van elkaar zien’ zei Diana, zo zie ik het nu eenmaal. Je moet je helemaal geven en aan wie dat weet je dan zelf niet meer. Ik heb altijd m'n ogen dicht’.
‘Ik ben eens op een concours geweest’ zei Kiki, ‘waar iemand een nul kreeg alleen omdat hij gekleurd was, maar dat zijn toch ook gewone mensen, vind ik. Negers zijn gewone mensen. Als ik op straat een tegen zou komen, dan zou ik, geloof ik, niet eens merken dat het er een was. Je moet naar hun hart kijken, want daar zit het alleen in.’
‘Ik heb een oom in Amerika’ zei Diana, ‘die zegt dat ze veel vroeger opstaan. Terwijl de blanken, bijvoorbeeld op zondag, nog slapen, dan zijn de gekleurden er al met hun herrie. Die slapen niet uit. Hij schreef dat daar het verschil in zit.’
‘Ja, daar in Amerika hoeven ze ook niet op een concours te komen. Ze worden niet eens toegelaten zelfs. Alleen met traangasbommen kunnen ze er op komen, als ze beschermd zijn. Ook als ze grote redevoeringen houden, waar iedereen bij is.’
‘Traangas, altijd traangas. En als ze geslagen worden, slaan ze niet terug, zeggen ze. Als ze slaan, dan hebben ze het verloren...’
Ze hoorden lawaai boven hun hoofd en meteen hing Diana zich de gitaar om de schouders. Ze knipoogde; het was weer de oude Diana, de grote. ‘Mijn tweede nummer’ zei ze, ‘ik moet opkomen voor mijn tweede nummer. Eenzaamheid.’
‘Ik ga mee’ zei Kiki.
Diana bekeek zich met een schuin oogje in het spiegeltje van haar poederdoos, liet haar tanden zien als een verscheurend dier. Ze klapte het doosje dicht.
‘Mm?’
‘Ik ga mee. Ik kom na jou. Weet je dat niet?’
‘Jij staat niet eens op het programma.’
‘Als jij klaar bent, moet je zeggen: nu komt Kiki, en dan kom ik tevoorschijn. Meteen er achteraan. Hebben ze je dat niet verteld?’
Diana wendde zich, om te kijken of ze iets vergeten had. ‘Kom mee’ zei ze toen, ‘kom mee, kom mee!’ Reeds had zij de kleedruimte verlaten en Kiki, langs de smalle trap omhoog, kwam haastig achter haar aan.
‘Je moet mijn naam roepen. Nu komt Kiki, moet je zeggen, meteen als je klaar bent. Dan kom ik met mijn tophit ‘Het Eenzaam Hart...’
Diana hoorde haar niet. Diana hoorde niets. ‘Ik hoor niets’ zei ze. ‘Hierna moet ik opkomen, maar er komt niets. Waar zijn we.’
‘We zijn goed’ fluisterde Kiki, ‘dit zijn