heeft ze me dat tenminste nog vaak voor de voeten geworpen. Het kon best zijn dat dit nog steeds de achtergrond was van haar houding tegenover mij, het kon best zijn dat ze één keer, al was het dan ook maar één keer, mij van Jane zou willen afhalen. Maar als dat zo was, waarom had ze me dan daarnet bij de deur niet gezoend? Dat zou toch een mooie inleiding geweest zijn. Of was het een opzettelijke koelheid, berekend om te prikkelen? Dat lukte dan aardig. Het kon ook best zijn, dacht ik weer, dat ze iets wilde uitlokken en zich dan terugtrekken om voor één keer, al was het dan maar één keer, wraak te nemen. Het werd op die manier wel erg ingewikkeld en het was ook lang niet uitgesloten dat het allemaal veel eenvoudiger was en dat ik me maar wat zat in te beelden, dat ik hier bij de rommelkast met het dagboek in de hand literatuur zat te bedrijven, terwijl Lineke een lieve glimlach had voor iedereen, Jan Piet en Klaas uit haar dagboek voorlas en haar schoenen uitdeed als ze pijn aan haar voeten had. Maar die avond in Americain dan, een paar weken geleden. Toen had ze toch geweldig met me zitten flirten. En dat was nu eens niet mijn verhitte verbeelding, want Jane die waarachtig geen spijkers op laag water zoekt, had het ook nogal sterk gevonden.
‘Heb je al iets moois?’ riep ze vleiend uit de keuken.
Ik was inderdaad op een passage gestuit die er wezen mocht, al ging het dan niet over de Fransman. De geschiedenis met Charles.
‘Charles’, riep ik terug.
Het was een verhaal dat ik wel kende, maar blijkbaar alleen in een gekuiste versie, hier stond veel meer. Ze kwam de kamer weer binnen en ging achter me staan om over mijn schouder mee te lezen.
‘Dat liegt er niet om’, zei ik.
Die Charles was een rotzak geweest, en het was geen fraai verhaal maar wel een opwindend. Ik vroeg me af wat er na Charles nog voor onzegbaars voor de Fransman was overgebleven.
‘Hoe oud was je toen helemaal?’ vroeg ik.
‘Zestien’, zei ze bijna pruilend, met haar haar vlakbij mijn gezicht.
‘Jezus’, zei ik.
‘Gerard heeft ontdekt wat we uitvoerden en me bij hem weggehaald’, zei ze. ‘Hier zijn zijn brieven erover’.
‘Gerard was wel je grote liefde, hè’, zei ik.
‘Kijk’, zei ze, ‘in deze brief staat mijn levensbeschouwing. Gerard en ik begrepen elkaar nooit en toen zei hij dat ik maar eens precies moest opschrijven wat ik ervan vond. Hier staat het, met zijn aantekeningen erbij.’
Het leek hooggestemd gebazel na de aardse mededelingen over Charles.
‘Jij hebt hem niet gekend, hè’ vroeg ze. ‘Hij studeerde in Groningen maar hij kwam af en toe een weekend naar Amsterdam.’
Ik had hem inderdaad nooit gezien en Lineke had nooit veel over hem verteld.
‘Hij is op een dag naar Frankrijk gegaan en heeft me een keiharde brief gestuurd. Ik heb hem nooit meer gezien.’
Ik wist niet wat ik zeggen moest.
‘Vergeet de koffie niet’, zei ik.
Ze ging terug naar de keuken.
‘Maar Kooistra kende je toch wel?’ riep ze.
Ik zou Kooistra niet kennen.
‘Heb je met hem ook?’ vroeg ik.
‘Nou’, riep ze, en ik kon horen dat haar ogen weer straalden.
Ik bladerde nog wat door.
‘Wie is Beer?’ riep ik.
‘Dat was mijn naam voor Hugo, die neef van Jane. God, wat was ik verliefd op die jongen. Wat lees je over hem?’.
‘Niks bijzonders’, riep ik terug. Ik kreeg langzamerhand het klamme gevoel dat ik door het sleutelgat van de badkamer stond te loeren en dat iemand me daar aandachtig bij stond te bekijken. Schrijvers zijn voyeurs dacht ik, er is niets aan de hand, sommige hebben er een verrekijker bij. Maar dan moet er ook een verhaal van komen, anders ben je een ordinaire gluurder. Ik had er ineens geen zin meer in. Ik deed het dagboek voorzichtig dicht en legde het in de kast. De vissen in het aquarium bleven onnozel om elkaar heen draaien.
‘Heeft Henk dat aquarium eigenlijk gemaakt?’ riep ik naar de keuken.
‘Wat?’ riep ze terug.
‘Heeft Henk dat aquarium gemaakt?’, riep ik nog eens.
‘Het aquarium?’ riep ze.
Basje kwam uit de zijkamer naar binnen. Zijn pyjamabroek hing onder zijn buik en hij wreef met een handpalm in een oog. Toen hij mij zag, bleef hij staan en mompelde iets wat ik niet verstond. Ik leidde hem naar de gang en op eigen kracht kwam hij in de keuken.
‘Och god’, hoorde ik Lineke zeggen, ‘hebben we jou wakker gemaakt, hommel?’
‘Neem jij de kopjes mee naar binnen’, riep ze naar mij, ‘dan kleed ik Basje even aan’.
En dat was dan dat, dacht ik. Ik had de kans voorbij laten gaan. Ik wist niet eens zeker of er een kans geweest was. Zelfs dat was niet duidelijk geworden. Als verleider was ik geen knip voor de neus waard. Het