Hollands Maandblad. Jaargang 6(1964-1965)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 10] [p. 10] K.L. Poll In huis Wij zijn bedoeld als geluid, verstorend Begrafenissen, het zwijgend jawoord, In leefhuizen van tien bij tien bij tien. Wie nu naar buiten kijkt ziet blauwe lucht, Winter, met boven de vensterrand een Stoet van uitgedunde boomkruinen, trouw Bewaakt door verliefde herdersvogels. Daar is de dag meer aan het werk dan hier. Een inktspat van mussengeraas versiert Het papier tussen papier en verstand. De zeewind stuurt tastend witte troepen Landinwaarts. Zij slijten de hemelvloer. Auto's, bakkerskarren en voetstappen Maken dat zij wegkomen. Vliegmachines Passeren zonder iets los te gooien. (Zweedse wittebroden. Of pamfletten Die vergeefs fladderen. Resolute Bommen die openbarsten als rijpe Kastanjes in de herfst. Een viel precies In de roos van de Ortskommandantur.) Herinneringen nemen tijd. Het is Nu veel later dan voor de oorlogslust Kwam opdagen. De lucht is weer schoner. De grammofoon beneden draait sprookjes Het huis in, over rode schoenen die Soeverein als harten kloppen doorgaan Met dansen, hop hop hop of het meisje Wil of niet, beterschap belooft of niet, Tot tot slot een even vrijgevochten Bijl de schoentjes loshakt van haar voeten. Er komt meer ruimte vrij voor gedrochten, Op papier. Maar de moordenaar is nog Vermoord, uit naam van de mensheid min een. Niemand is symbool. Symbool is bijzaak. Misgroeisels vragen om definitie, Bevechten wanneer verduren misloopt, Maar niet om dood als zij zijn gebonden. Er bestaat een medelijden namens Niemand anders, onmisbaar voor rechters. Gedrochten groeien op in verbeelding. Het is middag. Veel gaat vanzelf teniet. Slaap en duisternis zijn dicht in de buurt. Kinderstemmen mogen potverteren. Zij kiezen zich steeds als solisten, met Nadruk en variatie, het geruis Van motoren vergeten. Zij spelen Tussen school en eten met mes en vork De baas over elkaar zolang het duurt. Jij bent zelf gek met een nul erachter. Half zes. Avond toont zich, onveranderd. [pagina 11] [p. 11] Maar er is meer. De metamorfose, In de nacht, van drie gewone bomen Tot geheime neerslachtige dromers, Ontroostbaar door de gedachte aan groen Dat klein verpakt in knoppen samenspant, Door geluk dat zij toekijkers geven, Door gras en uilen die zich oprichten Na de dag, die rare verandering Wordt niet helder door commentaar of in De houterigheid van een vertaling. Welke vorm zal de echo der vreemde Geluiden van angstige voorouders Van dag tot dag sprongsgewijs aannemen In malende breinen van opvolgers Die zich hardnekkig maagdelijk wanen. Wij preken beschaving en waarom niet. Definities bepalen oordelen. Wie zichzelf verbrandt moet wel boeddhist zijn. De straateenden kraken de stille nacht. Zij tenminste vermoeden een lente. Ontkennen helpt. Het ijs in de sloot smelt. Waakwolken houden de lucht hermetisch Bezet, er kan geen vogel in of uit Op deze tweede dag. Ontkennen helpt. U wordt dringend verzocht. U wordt dringend Verzocht. U wordt dringend verzocht. U wordt - In het nauw kiezen wij verraad. Of niet. Het ijs smelt tot uitweg. Kromme Lindert Vergaat, intussen, inmiddels, te laat. Ontkennen helpt morgen misschien weer wel. Beschouwen wij kleuren, in afwachting, Totdat de voorstelbare voorwerpen Hun nylon omhulsels openbreken En opvallen. Het wordt donker in huis. Een koperen handvat klokt begerig Tegen hout en blijft even natrillen. Wie lief is mag met rode inkt schrijven, Puntje van de tong tussen de lippen. Je netvlies is niet om aan te raken. Het vervuilt wanneer tranen ontbreken. In herhaling vertoont zich de orde, In de verwisseling de melodie. Er was eens een jonge molenaarsknecht Die de wereld inliep, zegt het verhaal. Hij kwam na veertien jaar weer thuis, met goud Beladen, een kersendrieling achter Ieder oor. Zijn oude vader huilde En lachte en sliep zeven nachten niet. De afloop is niet moeilijk te raden. De dorpsfanfare klonk prachtig en vals. Vorige Volgende