schrijver. Deze maakte op ‘working level’ de controverse van dichtbij mee. Hij voelde zich geroepen daarvan uitgebreid gewag te maken in een serie lezingen, die hij in 1960 aan Harvard University hield.
Het was hier, dat ik Tizard en Cherwell ten tweede male tegenkwam: in het boekje waarin deze lezingen werden gebundeld. De titel daarvan doet niet vermoeden, dat een conflict uit de oorlogsjaren het hoofdonderwerp vormt. Snow gaf het de commerciëel ongetwijfeld aantrekkelijke naam Science and Government; niet geheel ten onrechte overigens want het conflict is uitermate leerzaam voor het vraagstuk van de wetenschappelijke voorlichting in de beleidssector.
Tizard, briljant natuurvorser, was voor de oorlog in Duitsland enige jaren de assistent van de grote geleerde Nernst. In die tijd leerde hij Lindemann kennen. Een van de contactpunten tussen Lindemann en Snow wordt door de laatste aangeroerd als hij schrijft, dat Lindemann in het House of Lords eens een speech aan hem wijdde. ‘Aan hem’ dient dan te worden geinterpreteerd met enige voorzichtigheid. De speech ging nl. niet over Snow, maar over een anoniem artikel in de Statesman dat van Snow afkomstig was.
Het boekje van Snow toont meer soortgelijke trekjes; af en toe moet de rapporteur in hem het geheel tegen de romanschrijver afleggen. De beschrijving van de personen is suggestief, voor wat betreft Cherwell echter alleen in het zéér negatieve. Hij vermijdt zorgvuldig de naam Cherwell, omdat het gebruik van twee namen voor eenzelfde persoon verwarring wekt. Maar men moet toegeven dat de naam Lindemann in een boek over de jaren veertig-vijfenveertig fijn onsympathiek klinkt. Hij weet het conflict tussen Tizard en Cherwell met verve te beschrijven en laat daarbij niet na uitgebreide schilderingen te geven van scènes, die zich afspeelden tijdens vergaderingen waarbij hij zelf niet eens aanwezig was. Een los-geplaatste geestigheid van Cherwell over de lintjesregen wordt op weinig overtuigende wijze aangevoerd als bewijs voor de slechte karaktereigenschappen van Cherwell. Snow laat zelfs niet na te vermelden dat sommigen menen, dat Cherwell een jood was, maar dat hij daaraan meent te mogen twijfelen. Als dan eindelijk Het Conflict aan de orde komt zijn er twee mogelijkheden: of men is Cherwell alias Lindemann zo onsympathiek gaan vinden, dat men al bij voorbaat Tizard gelijk geeft, of men heeft zich een oordeel over de objectiviteit van de auteur gevormd, dat tot een volledig gebrek aan belangstelling voor de rest van het betoog leidt.
Dit is jammer, want Snow heeft zijn lezers wel degelijk iets te zeggen. De moderne staat is ook in vredestijd in toenemende mate afhankelijk van de adviezen van technische en wetenschappelijke aard en het is ten aanzien van dit probleem dat men lering kan trekken uit de ervaringen, in de oorlog opgedaan. Toen heeft men met vallen en opstaan moeten leren hoe deze wetenschappelijke invloed kon worden ingebouwd in het beleid. Tijdens de oorlog waren deze problemen van direct vitaal belang; de richting, te geven aan het wetenschappelijk onderzoek naar de mogelijke toepassing van nieuwe ideeën, de keuze van een nieuw wapen of van een nieuw afweermiddel, de uitwerking van ideeën, geselecteerd uit meer of minder wilde suggesties, kunnen op de afloop van een oorlog een beslissende invloed hebben. Weinigen zijn behept met de gave, in dezen het juiste advies te geven op het juiste moment, en het te doen opvolgen. Snow meent, dat veel fouten zouden kunnen zijn voorkomen als Churchill het gebrek aan foresight bij Cherwell tijdig had gezien. Maar Cherwell was en bleef de grote adviseur en vriend van Churchill. Het was Cherwell, die in 1942 adviseerde over te gaan tot bombardementen van Duitse steden; Tizard meende, dat de lugubere kwantitatieve prognostiek omtrent het resultaat van de bombardementen een factor 5 te hoog was. Niettemin werd het plan uitgevoerd; de voorspellingen bleken een factor 10 te hoog.
Wij willen dit conflict hier verder laten voor wat het is. Churchill schrijft in zijn memoires herhaaldelijk over de adviezen van Cherwell. Of de laatste wel zo dom was als Snow hem ons afschildert, acht ik niet bewezen. Wel zijn deze oorlogservaringen van belang in verband met de les, die daaruit te trekken valt.
Snow is van mening, dat natuurvorsers een speciale eigenschap bezitten; zij hebben een bepaalde visie, een foresight. Kortom: physici zijn visici. Zijn syllogisme komt nu in het kort hierop neer: de regeerder moet foresight hebben, ergo: maak de natuurvorser regeerder. Niet de kwasi-geleerde (Cherwell), maar de echte.
Dat wil zeggen, dat de inventieve wetenschappelijke onderzoeker, gepersonifiëerd in zijn hoofdpersoon Tizard, een onontbeerlijk element is in de moderne beleidsvorming. Niet alleen qua opleiding, ook door de aard van zijn werk, is de wetenschappelijke onderzoeker iemand, die los staat van politieke en ambtelijke vooroordelen. Essentiëel is volgens Snow, dat hij foresight heeft; daardoor kan hij de juiste