De torren van het sociaal bestel
D. Hillenius
Kort nadat ik het voortreffelijke verhaal ‘Kunstfruit’ van Wolkers gelezen had, ontmoette ik de ongetrouwde advocate H., die veel sociaal werk verzet. Het verhaal had een kleine onrust in mij gewekt en ik wilde graag van deze deskundige horen dat Wolkers een bepaald detail fout had weergegeven.
Zoals U ongetwijfeld gelezen hebt, is er in dit verhaal sprake van een minderjarig meisje dat haar kind niet bij zich mag houden, vanwege de Voogdijraad of zoiets.
De Voogdijraad en de Kinderbescherming en al dit soort organisaties heb ik altijd met een soort warmhartige eerbied bekeken. Als ik in de krant lees van ouders die hun kinderen onverzorgd achterlaten, of van ouders die hun kinderen mishandelen, denk ik altijd ‘gelukkig dat het ontdekt is, nu kan de Kinderbescherming optreden of de Voogdijraad of noem maar op’.
Ik vroeg dus aan mijn rechtskundige sociaalwerkende vriendin even een officiële correctie op dat Wolkers verhaal, dat een moeder waar niets op aan te merken valt, in die zin dat ze niet chronisch steelt, hoer is, het kind mishandelt etc., tegen haar zin gescheiden kan worden van haar kind. I.p.v. de verwachte correctie, evt. met woede over Wolkers' laster van een zo nuttige en menslievende instelling, begon mijn vriendin met overslaande stem te schelden op die jonge grieten, die alleen maar aan zich zelf denken, aan nieuwe bedgenoten, en die dan ook nog een kind er op na willen houden.
De onzinnige tegenspraak in de anders zo juridisch en sociaal waterdichte dame, maakte mij ongerust. Ik probeerde eerst nog zachtjes in het midden te brengen dat die Kinderbehoedende organisaties toch blij moesten zijn als er weer eens een ongehuwde moeder de gezonde instincten toonde van haar eigen kind te willen houden.
Als antwoord slechts een overslaande stem en argumenten die elkaar tegenspraken. Mijn vrouw en ik werden daar zeer angstig door. Hoewel nog geen organisatie het in zijn hoofd heeft gekregen om te controleren of wij wel volgens artikel B 729 met onze kinderen omspringen, zouden we ze - dat zei onze vriendin H. - toch elk ogenblik kunnen verwachten. ‘Wij weten beter wat goed is voor het kind’, schreeuwde ze.
De bijenkoningin vliegt éénmaal uit en wordt dan door een dar bevrucht. Als ze terugkeert naar de korf wordt ze door een troep zenuwachtige werksters (steriele wijfjes) opgewacht. Aan alle kanten wordt ze betast en voorzichtig wordt de nog in haar lijf stekende penis losgemaakt.
We zagen eens dat een koningin voor de derde maal uitvloog en terugkeerde, voor de derde maal bevrucht. De werksters waren nog zenuwachtiger dan anders, dreigend haast, ik verwachtte dat ze elk moment het wufte wijfje zouden doorsteken.
Ik zag het opeens heel duidelijk, al die beschermende organisaties. De torren die hun eigen nest niet kunnen voeren, maar die met hun onmachtige restinstincten de anderen betasten, ingrijpen, zich in de weg stellen waar normale banden het werk zouden kunnen doen.
Mijn vriendin praatte door. De overslag uit haar stem verdwenen, een goed betoog en al de zinnen met kop, buik en staart. Voor een jury zou ze vast op punten winnen.
Zonder iets af te spreken hebben mijn vrouw en ik haar de hersens ingeslagen en uit het raam gegooid in de gracht, die altijd zacht in stroming is. Niemand heeft het gemerkt, we wonen afgelegen en ook de ambtenaren van B 729 hebben ons nog niet in de gaten. Misschien krijgen we onze kinderen groot voordat ze komen.
Ik lees in de krant dat rechter Ten Kroode heeft gezegd: ‘Met welk recht laat Hulp voor Onbehuisden een kind tegen de wil van de moeder in een pleeggezin plaatsen?’
Dat was naar aanleiding van een twintigjarige moeder die haar kind niet wilde afstaan. De enige reden die een deskundige