| |
| |
| |
Een damesverhaal
Isaac Faro
Laat de radio aanstaan, zei hij, dan worden we morgen gewekt door de agrarische berichten, om zes uur veertig. Uiterlijk half acht moet hij weg, dan komt hij toch wel te laat voor het melken van de koeien in Sappemeer, die heeft hij trouwens niet. Wel landbouwmachines en tractoren - maar de zaak is van zijn vader - om te verkopen aan de boeren. If I had a hammer, nieuws en toen kwam het Wilhelmus. Hij sliep al vijf minuten later.
Om kwart voor twaalf naar bed, ik een lekkere pakkerd, hij, vermoeid maar tevree - goeie zaken gedaan - een pilletje voor zijn maag. Meefluitend met de radio: ik weet dat je liegt... Niet ironisch maar meegesleept door de heerlijke melodie. Hij ziet geen niveauverschil tussen die deun en if I had a hammer. Hij slaapt als een os, Bertus op zijn luchtbed.
Twee uur geleden belt hij op van Schiphol: zakenreis door Duitsland vroeger beeindigd dan hij had verwacht, komt naar mij toe, of ik voor melk wil zorgen - even naar de melkboer om elf uur 's avonds.
Bliksemsnel wassen, oliën en zalven, geurend naar myrrhe zal ik hem ontvangen.
Hij vond wel dat ik lekker rook. Behalve zijn koffer brengt hij een groot pak mee. Een geschenk voor mij, roggebroden en hammen - maar hij komt niet uit Sappemeer. Een peignoir, hard rose, maar hoe ontroerend, parfumerieën in Luxusverpackung, schwüle duftende Nächte, unter den Sternen, in die weite Ferne..., if I had a hammer. Belachelijke geschenken natuurlijk, maar hij, boer uit Sappemeer had zich dan toch maar voor mij in een of andere chique zaak gewaagd, met een Gretchen, eine richtige Sexbombe achter de toonbank..., if I had a hammer. Trouwens, het is bekend dat de moffen hun zakenrelaties schöne Weibsbilder aanbieden. Maar wat zit er in het pak? In het pak daar zit een luchtbed. Gekocht in Dortmund, niet voor mij, maar voor hemzelf. Ik mag het wel voor hem bewaren. Spaart hem een hotelkamer uit. De vorige keer had hij niet zo best geslapen naast mij. En na zo'n vermoeiende reis en met die maagpijn..., wat roekeloos gegeten, maar een maagzweer heeft hij niet, een beetje een gevoelige plek, kan er een worden als hij niet voorzichtig is, heeft trouwens bijna iedereen tegenwoordig.
Ik heb me rot kunnen blazen, zijn maag liet de inspanning niet toe. Binnen handbereik op de vloer naast mijn bed schikte hem niet zo, hij had graag aan één kant een muur of zoiets naast zich. Onder het raam tochtte het. Gezellig met het ding door de kamer slepen. Ja hoor, een plaatsje bij de boekenkast trok hem wel aan.
Dan eerst nog het grootste deel van mijn kostelijke adem laten ontsnappen door het ventiel, omdat die hem bij de kleinste beweging heen en weer deed rollen, maar dan ook vast in Morpheus' armen.
En ik alleen tussen de schone lakens, speciaal voor hem gespreid. If I had a hammer. Lange gladde benen, zelfs voor de eigen hand nog steeds een plezier om te strelen. De buik is hol, een albasten schaal doorschijnend maar niet doorzichtig, dat zou ook niet mooi zijn met al die darmen, een zachte gloed straalt naar buiten. Tender is the night, if I had a hammer. Hij slaapt de slaap des gerusten landmans. Dat mag mij de buik niet rimpelen. Ik kan me vooroverbuigen tot mijn handpalmen de grond raken en de lijn van mijn buik blijft feilloos hol gebogen. Maar Connie zat op het strand met opgetrokken knieën en nog vertoonde haar huid geen enkele plooi. De negerin, een matbruine kleur, mooie benen, dat zie je niet vaak bij negers, vijf jaar jonger dan ik. If I had a hammer. Bertus knort tevreden. Hij heeft dan ook met succes onderhandeld. Zijn vader zal ervan opkijken en broer Ton, die met een hersenschudding ligt, ook. Die heeft gezegd: wacht tot ik mee kan gaan. Nou, die zou de zaak hebben bedorven met zijn onzakelijke veeleisendheid, je moet weten te nemen en te geven, dat kan Ton niet. Maar Bertus heeft de alleenvertegenwoordiging van de Rötewerke gekregen en die maken een combine of zoiets, waarvoor in Nederland zeker een markt is te vinden. Daar heeft hij wel een maagzweer voor over. En dan heeft hij nog een grietje, bij wie hij altijd terecht kan als zijn reis hem naar de hoofdstad voert. Ach ja, ik heb er maar een luchtbed neergelegd, in het begin is het wel lekker naast zo'n stadswicht te liggen, maar ze is vel over been en dat ga je steeds meer merken en bovendien weet ze van geen ophouden en slaapt ze eindelijk dan krijg je af en toe een spitse knie in je maag gedrukt, zenuwtrekjes hè en ik ben
| |
| |
daar erg gevoelig, je weet wel, elk mens heeft een zwak punt, maar een zwakke maag is vandaag de dag normaal. Laatst waren we met zeven man op een zakenlunch en alle zeven zeiden tegen de ober: breng mij maar een glaasje melk. Ik moet haar wel inprenten dat ze altijd melk in huis moet hebben, laatst kon ik voor ontbijt alleen maar kiezen tussen een citroen en een grapefruit.
Mijn borsten zijn wel klein, maar dat is weer in de mode. Ik ben slank als een den, if I had a hammer. Weet Bertus veel van de mode, de negerin is veel te zwaar van boven. En overbelicht is ze, dat vindt Bertus prachtig, daar zijn wij maar rose varkens bij, zei hij. Af en toe knort hij als een varken. Droomt van geweldige koffiekleurige moffinnen, verwekt door Amerikaanse negersoldaten, if I had a hammer. Ik hoor hem niet meer, hij is wakker of dood. Nee, hij ademt heel zacht, ik wil zijn gezicht zien. Ik ga naast hem liggen op de vloer, mijn ogen verlossen hem uit het duister, zijn heerlijke vierkante kop met het korte steile haar, da ik zo graag gebruik als nagelborstel. Hij ontwaakt, hij drukt zijn rillende kleine meisje tegen zich aan, liefje, wat ben je koud, dat had je niet moeten doen. Kijk niet zo verschrikt, Bertus uit Sappemeer, maar glimlach jongensachtig. Dat is het, dat is de lach, dat zijn de heldere kijkers, if I had a hammer.
Daar gaat ook het laken. Eenzaam ligt ze te woelen in haar bed. Hoekige schouders, puntige heupen, spitse knieën. Je bent als een moderne auto, geen weeïge stroomlijnvormen, maar strakke, hoekige lijnen, maar in het interieur zijn de kussens heerlijk zacht, een verrukkelijke wagen om in te rijden. Dat heeft niemand ooit gezegd, dat moet je zelf bedenken. Wel: vergeleken met Connie hebben wij de huid van een varken. En wat moet jij met die zure rommel voor je ontbijt, je bent slank zat. Een mager varken ben ik in een belachelijke nylon nachtpon met ruches, speciaal voor hem gekocht.
De streepjespyama van mijn vader met omgeslagen mouwen en pijpen vond hij gek en zijn moeder draagt ook altijd een nachtjapon.
Schreeuwen ga ik als een mager varken, krijsen. Je bent een lief mager varkentje, net zoals wij boeren het tegenwoordig wensen, geen vet, alleen stevig vlees, hier en daar en daar ook, dat blubbert niet weg onder mijn vingers, dat is geld waard. Dat moet ik ook zelf bedenken. Leuke voetjes, mooie lange rechte neus, grappig kinnetje, daar blijft het bij. Verder: veel boeken heb je, veel grammofoonplaten, wat weet je veel van muziek. Maar dat geloven ze niet dat ik acht jaar geleden dik was als de zeug van mijn grootvader. Misschien ben ik daarom gevallen voor Bertus, omdat mijn moeders vader een plattelandsschoolmeester was, die varkens hield.
Een zeug in de zon op de mestvaalt, de geweldige buik comfortabel gebed in het stro. Hoeveel tepels heeft zo'n dier. Wat een gevoel moet dat zijn als al die biggetjes eraan sabbelen, eine Wonne ohne Ende. Pas maar op dat jij niet net zo dik wordt zei grootvader en niet zonder reden... Die foto heb ik laatst verscheurd, met de hoogste klas roeien op de plas. Met Erik op een eilandje, verscholen in het riet, dat in mijn gezicht prikt. Zwetend en roerloos in de zon. Een heel dik meisje en een pezig, keurig knaapje. Stil en roerloos wachten op wat zijn weifelende hand zal doen. Ja, ik heb er maar twee. Wat een minieme aanraking aanricht, ik sluit mijn ogen. Hij springt op en zegt dat het hem spijt. Eenzaam in de nacht met Bertus op zijn luchtbed. Glinsterende watervlakten, een vogeltje zit op een rietpluim en wiegelt heen en weer, een heimelijk ingehouden gekabbel. De wind bereikt me niet. Stil en roerloos liggen wachten tot ze zin of durf genoeg hebben. Vooral geen initiatief tonen, dat schrikt ze af. Dat staat geschreven. Eenzaam in de nacht, met Bertus op zijn luchtbed. De zeug richt zich op en sleept zich voort, haar buik schuurt over het stro, ein Ende ohne Wonne. Ik ben slank als een den, als hij mij aan het stuur laat houdt hij zijn hart vast, maar ik neem geen gas weg, niet gauw tenminste. Ik trek deze klamme lap van mijn lijf, deze belachelijke nachtpon. Met een sprong ben ik bij Bertus en mijn linkerhand is onder zijn hoofd en mijn rechter omvangt hem. If I had a hammer.
Hij beweegt, waar is het laken. Zijn schouder stoot tegen een boekenplank. Ik doe of ik slaap, met de rug naar hem toe. Ik adem zo rustig en ontspannen, mijn haar laat mijn ene leuke oortje onbedekt, het laken een stukje van mijn lange rug, ik vind mezelf zo lief en onschuldig, zou een slangemens zijn eigen rug kunnen kussen?
Er gebeurt verder niets, ik moet me voorzichtig omdraaien. Hij staat rechtop, heel vaag zie ik hem. Hij gaat in de richting van de deur, niets menselijks..., nee hij zwenkt naar links om de tafel heen. Ik sluimer rustig, hand onder mijn wang, knieën opgetrokken, twee lieve diertjes steken hun kopjes van onder het laken.
Hij knielt, - hé pssst, hier moet je zijn, nachtblind zeker - trekt zijn koffer vanonder mijn bed, ligt het deksel op, haalt er iets uit, hij weet toch..., er rammelt iets. Schuifelt
| |
| |
hij naar de wasbak, slikt hij een pil.
‘Heb je weer last van je maag, Bertus?
‘Heb ik je wakker gemaakt, dat spijt me. Stom geweest, maar de eerste dag ook van alles gegeten en geen last gehad en nu..., dit zijn heel sterke pillen, mag ik alleen nemen als het erg is, zijn slecht voor het hart, maar helpen prima’.
Nu toch nog naar de W.C.
‘Kun je niet vragen of je hospita wat melk heeft, er brandt licht in haar kamer’.
‘Heb ik al gedaan, maar ze staat droog, zo noemen jullie dat toch’.
‘Je hebt toch de radio aan laten staan?’
‘Ja hoor, Bertus, het agrarisch nieuws zal ons wekken’.
Dat is te gek, nou kun je krimpen van de pijn, maar daarom kan je nog wel even op de rand van mijn bed komen zitten en zeggen dat je me ontzaggelijk lief vindt, maar o, mijn maag, dan had ik je getroost als een kind, of niet als een kind, net wat je wilt. Of had ik dan moeten vragen: kom eens bij me. Het lag op mijn lippen bestorven, maar zijn hoofd boven de koffer was een halve meter van mijn knieën verwijderd. Te spits waarschijnlijk, moet je je eens even indenken, hij weet dat ik daar naakt onder het laken lig... Hij beschouwt mijn kamer als een goedkope hotelkamer en mijzelf als een overjarige nachtzuster. Ik moet genadeloos de situatie onder ogen zien. Houd je van Bertus? Nou nee, zoals we hier liggen, op dit ogenblik, laat hij mij koud. Ik lig nu onder het laken en twee dekens. En nog maar twee maanden geleden...
Laat ik eens rustig nagaan hoe ik hém nou weer heb leren kennen. Hij verscheen mij in de koele vleeshal waar aan de dikke muren de soepkleurige landschappen van Wouter hingen: grijsgroene vlakten met bruine rotsen onder groengele luchten. De zuster van Wouter speelde Liszt op de vleugel, zijn vrouw liep met de kleine op haar arm langs de doeken en bleef soms lang turen naar een schepping, alsof ze iets nieuws ontdekte. Joost en ik waren de enige bezoekers. Joost probeerde van Wouter te weten te komen door wiens voorspraak je een expositie in de vleeshal kon krijgen. Ik wilde in de zon zitten op een terrasje, vergeleek de kleur van wat uit kleuters neus te voorschijn kwam met die van vaders schilderijen, hoorde Ans zeggen: dit hier vind ik altijd nog het fijnste en Wouter tegen Joost: het voornaamste is, de pers is geweest en ik zag geen uitkomst meer.
Op dat ogenblik werd de poort opengeworpen en uit het verblindende licht klonk een stem: ‘Hoe gaat het met de verkoop Wouter, zeg dat ding met die kubussen, dat neem ik mee, daar zit tenslotte nog een beetje paars in’.
Die kubussen, balancerend op een hoekpunt waren kennelijk uit een vorige periode, een menselijk figuurtje liep ertussen door, van het geheel ging wel iets lekker deprimerends uit.
‘Je hebt precies het enige doek gekocht, dat mij ook wel wat doet’, zei ik later tegen Bertus, die zich lachend door Wouter had laten voorstellen als de grote boer uit Sappemeer.
In Hotel de Beurs, op de Grote Markt, zat Joost in te praten op de secretaris van de kunstkring en Bertus leerde mij biljarten. Ver over het biljart heenhangen en de zaal beheersen met mijn benen, de trutten achter hun glaasjes bessen vervullen met jaloezie en haat, de notabelen met lust, dat moet je op de koop toe nemen. Voor Joost heb ik het waarschijnlijk verpest, hoewel, de secretaris
| |
| |
had zijn vrouw niet bij zich. In elk geval kon Joost op de terugweg weer verbitterd zeuren over vriendjespolitiek: ze wilden nu eerst eens een meer figuratieve kunstenaar een kans geven, moesten rekening houden met de bevolking, die idioten vonden Wouter abstract blijkbaar.
Slim als een mens heb ik Joost ingefluisterd dat Bertus een groot kunstkoper was, zodat hij hem prompt uitnodigde voor een bezoek aan zijn atelier. Toen Joost het niet kon horen, met Bertus een dag afgesproken, later pas bedacht dat Joost dan al in Marseile zou zitten bij een kennis met een galerie.
Betrekkelijk gemeen om dan op een berustende toon, die toch veel droefheid verried, tegen Bertus te zeggen: ‘Ja, hij is plotseling weer eens naar zijn franse vriend vertrokken...’, en na een korte, door hem gerespecteerde stilte, lachend: ‘Maar laat ik het dagje uit van een buitenman niet bederven met mijn zorgen’.
Eindelijk eens geen loempia en een kwak bami, maar een echte rijsttafel, eindelijk weer eens gedanst. Geen gezeur over Piet, die door zijn, overigens waardeloze werken, voor honderd gulden het stuk te verkopen de markt bederft. Maar eerst Bertus lekker imponeren met enkele opmerkingen over de nouveau roman en hem dan geruststellen en vertederen met mijn kinderlijk gebabbel over de vacanties bij mijn grootvader, laten blijken dat ik haver van gerst kan onderscheiden... Ik vond hem een lieve boer, die verrassend kon meepraten over zekere auteurs. Alleen dankzij de televisie, maar dat wilde ik toen nog niet begrijpen. Net zo min als ik wilde begrijpen dat hij helemaal geen boer is.
Je woont helemaal niet op een eenzame hoeve midden in de polder, Bertus en varkens heb je nooit gehouden en die hield zelfs mijn grootvader nog, die schoolmeester was. Je bent een doodgewone handelsreiziger met alleen belangstelling voor je zaken en je maagzweer en met een platte geest.
Het is voor mezelf ook niet leuk om dat te moeten zeggen. Ik heb je tenslotte overal getoond als de spirituele boer. Maar ik zal mijzelf niet sparen. Lang heb ik het weten te verdringen, nu zal ik het mij duidelijk herinneren. Zijn auto was stuk. Met hem en Bart in de trein naar Haarlem. Toen de trein stopte bij Halfweg had hij Bart al gevraagd of zijn nieuwe bundel nogal goed verkocht en hoe lang hij nou over een vers deed, niet fijn om zoiets aan iemand als Bart te vragen. Maar toen de trein maar stil bleef staan zei Bertus...
Ik durf het niet, die reproductie van Chagall moet ik toch eens weg doen, dat is het toch niet meer, de lichtstreep is er weer, de lantaarn is gemaakt buiten, toch niet te klagen over de gemeentediensten. Ook een mooie nieuwe vuilnisbak gekregen, echt een genot om er mee op straat te verschijnen. Hij schittert in het zonlicht, als de buren hem maar niet pikken. Op het behang is menige mug verpletterd. Er zal een vlieg, er zal een vlieg... Kennst du das Land, wo die Zitronen blühen, mirabile dictu, zie de leliën des velds, ziet hoe schoon zij bloeien, tell me more about your husband, vroeg buurvrouw toen ze een tros bananen zag hangen en een costuum met merkwaardige korte pijpen en lange mouwen. Een bloes zonder mouwen, met mijn schouders... er zal een vlieg op de rails zitten. Nee, moedig zijn, niet terloops de zaak afdoen. Bertus mijn geliefde Bertus, maakte omstreeks half negen 's avonds, op een dinsdag, nu ongeveer tien dagen geleden op duidelijke toon, in gezelschap van mij en de dichter Bart een grappige opmerking over het oponthoud dat de trein ondervond: ‘er zal een vlieg op de rails zitten’.
Zelf blozend, zag ik Bart ineenkrimpen en haast onmerkbaar afwijzend zijn hoofd schudden.
‘Wat is dat voor iemand?’, heeft hij mij later gevraagd met vermoeide, haast toonloze stem. Mijn verontschuldigingen interesseerden hem niet. Een heel gevoelige jongen, gaat nu zijn zevende jaar bij de psychiater in. Hij was er gelukkig niet bij, toen Bertus het had over slappe knapen, die voor alles naar een psycholoog lopen. In een gezelschap, waarvan zeker de helft met de divan bekend was. Els moest anders gewoon op een stoel zitten. Divan lijkt me leuker en maar lekker uitpraten... Bertus is een geestloze bruut. If I had a hammer.
Nu hoor ik hem toch heus niet meer. Misschien is hij echt dood, maagbloeding. Wat doe ik met het lijk, wie moet ik bellen, politie, GGD. Nu ben ik zijn adres vergeten en ze zullen ook wel vragen wanneer hij is geboren. Weet ik ook niet. Zullen ze helemaal denken... Eigenlijk bén ik een callgirl, met één klant.
Romantisch om straks als onbekende vrouw op het winderige kerkhof te verschijnen. Ik loop met een kleine tussenruimte achter de stoet, slank en modieus, modderspatten op mijn zwarte bloemetjes kousen. Misschien te gek om die te dragen.. Blozende Katrien met een zwarte taart op haar hoofd werpt steelse blikken vol haat...
Het is wel gek stil. Godsjezusbertus, waar ben je? Op de WC brandt geen licht. In de keuken ook niet. Mijn haatgevoelens hebben hem de straat opgedreven. Ellendige
| |
| |
geintjes. Als die pijn zo'n hele nacht blijft zeuren krijg je toch wel eens lust om je te verdoen. Misschien op zoek naar een apotheek met nachtdienst, maar hij heeft een koffer vol pillen. Zijn kleren zijn er nog, ik ruik het. Zijn colbertje over mijn hoofd tegen de regen. Bertus vergeef me. Je bent edel, hilfreich und gut, zoals volgens Goethe de mens moet zijn. Je zag in Groningen iemand roekeloos rijden en je werd woedend: ‘net terwijl de scholen uitgaan moet die kerel remproeven nemen. Ik ken de garage, daar maak ik werk van’. Stopt bij een telefooncel... Beheerst verontwaardigd zei hij: ‘zo, de politie weet ervan’. Een wereld ging voor mij open, je verantwoordelijk voelen, gezag uitoefenen. Hij was ook een heel behoorlijk minnaar. Lieve Bertus je hebt altijd goed je best gedaan, meer kon ik niet verwachten. Kan niemand verwachten. Eigenlijk zou je ze een gestencilde handleiding moeten geven. Wat een opschepperij, welgeteld is hij de derde, aan een stuk of wat doorslagen heb ik genoeg voor de rest van mijn leven... Zo en zo heel zacht aan de linkeroorlel trekken, niet sabbelen... Bart zou volgens Els een heel boekdeel met voorschriften onder je kussen kunnen leggen. Het was vrijwel onmogelijk om die allemaal op te volgen. Niet laten merken dat je meer verwachtte dan een kuise nachtzoen en toch doen of het een uniek samenzijn betrof, onherhaalbaar, buiten de tijd of zo. Maar als een enkele keer alles naar wens verliep had je wel de kans dat er een korte novelle aan de gebeurtenis werd gewijd. Maar misschien lag het aan Els. Ik weet niemand anders dan Bart. Bertus waar ben je toch.
Ik wil met je wonen midden in de ZO-polder. En mevrouw kunt u nog al wennen in de eenzaamheid? Ik zou hier niet weg willen, ik heb mijn man en mijn kinderen, mijn varkens en mijn TV en mijn Bertus alleen al kan de eindeloze ruimte vullen, gezeten op zijn tractor, die de ploeg door de klei sleurt. Hij verkóópt alleen maar tractors. Een halve villa dan, in de andere helft Kneulmans in veevoer. Lekker behaaglijk inrichten, een dienstmeisje, laat opstaan, veel eten, dik worden, waarom niet. Niet meer geestelijk op mijn tenen staan, ongegeneerd de damesbladen lezen, in de tuin werken. Terwijl mijn wat plompe, doch niet geheel onbevallige gestalte hurkt bij de viooltjes of zich uitrekt onder de volbeladen perelaar, gluurt Gaaikema achter de gordijnen. Mevrouw Gaaikema mijn man is in het buitenland, zou mijnheer mij even willen helpen, ik zit met kortsluiting in het donker. Bertus, waar ben je toch. Ik heb al die tijd het licht niet durven aansteken omdat ik bang was dat ik hem zou vinden onder tafel of onder mijn bed, weggekropen als een beest, toen hij zijn einde voelde naderen. De WC-deur is niet op het haakje. Zegt nog niks, in zo'n toestand... Love is a many-sided thing, sans prejudice, sur le pont d'Avignon en zij vonden het lichaam niet.
Ik hoorde praten boven. De treden niet laten kraken. In de keuken, Bertus en mevrouw Feenstra... ‘Maar dan is uw moeder... van mijn vader... járen lang... in de Nieuwstraat. Was er kind aan huis... natuurlijk ken ik die. En Truus? Nog wat warme melk... enige wat helpt... nog meer in de ijskast...’
Allebei uit Groningen en ze stikt in de melk. Ik heb al zo vaak meegemaakt dat ze zei dat ze me niet kon helpen, zelfs als ik een beetje zout wilde lenen. Daarom nam ik aan dat ze ook wel geen melk zou willen leveren. Maar de vorige keer dat hij er was heb ik eieren geleend en dat weet hij. Ik ben slecht, te beroerd om een zieke te helpen. Dat noemt zich vrouw. Ik wil niet dat hij weet dat ik heb gelogen. Ik heb beneden in het portaal twee lege flessen zien staan, - dat is waar - en toen heb ik aangenomen..., klinkt wel onwaarschijnlijk. God, nou raak ik hem kwijt, wat een egoïst ben ik. Je zoekt alleen maar je eigen plezier, zei mijn vader al. Boekje lezen, plaatje draaien, filmpje zien, assistentje spelen, kusje krijgen... Maar iets voor een ander over hebben, grienende neefjes en nichtjes troosten, babies knuffelen, ouden van dagen bezoeken, leiders aan manager-disease verzorgen, ho maar.
| |
| |
Bart heb ik zo veroverd, maar wat een sores.
Bertus blijft maar boven, ze is nog geen zestig en dan een echte Groningse, overvloeiende van melk. Mij zal hij verachten en terecht. Zeg, waarom moet jij mij belazaren, hoe kon je nu zeggen... Voor mij geen halve villa in het Noorden en geen damesbladen. Ik voel dat ik ga huilen. Ik houd toch van Bertus. Het spijt me zo... Ik ben toch echt wel in staat tot een diep menselijke emotie..., lieve jongen laat me niet alleen. Gierende uithalen, dat wordt te gek. Hij komt de trap af, gauw het licht uit. Verdomd, ik weet iets.
‘Dag Bertus, heb je mevrouw een bezoekje gebracht?’
‘Ik ontmoette haar op de gang, ze zag zo dat ik maagpijn had en bood me melk aan. Haar man heeft altijd veel last van zijn maag gehad...’
‘Ja, hij is gestorven aan een maagperforatie. Maar had ze heus melk? Haar dochter zei dat ze niets in huis had, wat een sekreet. Ik wilde mevrouw Feenstra om melk gaan vragen en op de trap kom ik haar dochter tegen, die op bezoek was geweest. Ik zeg: ik hoop dat uw moeder wat melk voor mij heeft en zij: jammer voor u, maar ze had zelfs geen drupje voor in de thee...’
Hij zoekt grommend zijn nest.
‘Ben je boos, Bertus? Ik kan het toch niet helpen dat ik geen melk in huis heb als je om elf uur opbelt en als die dochter...’
‘Schei uit over die melk... Zeg, jij weet
donders goed dat haar man aan een hartkwaal is overleden, je bent er op uit om mij te pesten hè. Als mevrouw te weinig aandacht krijgt wordt ze gemeen’.
Jeetje, wat ziet hij dat scherp..., je zei toch zelf dat die pillen niet goed voor je hart zijn... Dat nu niet zeggen.
‘Maar Bertus, als ik geweten had dat je er zo erg aan toe bent... Op de bibliotheek converseren wij altijd zo. Laatst zei Jan: mijn dochtertje is ziek, niet erg, een beetje angina. Zegt Ab: ach, mijn moeder is eraan gestorven en dat was nog waar ook. Dat vond ik zelfs wat cru’.
‘Dat valt dan weer mee. Wil je wel geloven dat ik mij een vrouw anders voorstel..’
‘Ga dan naar boven, een goede verzorging en wat medeleven doet een man over een klein leeftijdsverschil heenstappen. En niet te vergeten, ze komt uit het Noorden, ja, ja, uit Groningen, dat land waar al die roggebroden vandaan komen en al die sterke, oprechte en toch zo, vooral op hun maag, gevoelige mannen’.
‘Wel godver...’
De zon stond hoog aan de hemel, er was geen zuchtje wind te bekennen, nauw hoorbaar was het geklots van de golfjes..., ‘Lief doen als het je te pas komt...’, insecten zoemen, vogeltjes kwinkeleren... ‘alleen om anderen jaloers te maken...’, over mijn schouder loopt een vijfvoetig diertje, over mijn hals, pas op Erik, die is verbrand, nee daar doet het geen pijn... foei, je doet je broertje pijn.
Hoe is hij daar nu weer opgekomen... ‘Mooie praatjes van jou en jouw vrienden over steun aan ontwikkelingslanden, ik was de egoïstische liberaal...’.
‘Sorry Bertus, ik was even de draad kwijt. Wil je zeggen dat er een discrepantie bestaat tussen onze bezorgdheid voor de zwartjes, de bruinen en de blauwen, om in jouw jargon te spreken, en die om onze alledaagse medemens, in casu de bevriende maaglijder, die snakt naar melk?’ Op het dak van het schuurtje kon niemand ons zien, maar de teer was zacht geworden in de hitte en kleefde aan mijn jurk...
‘Is het nu uit met dat getreiter, wil je met alle geweld dat ik mijn beheersing verlies..’
Hij staat rechtop, zijn kuif is net in de lichtstreep. Hij is woedend, hij wil me slaan, wurgen eventueel. Met zijn lange behaarde apenarmen iets gekromd komt hij op me af, zijn sidderende prooi. Als vrouw zijnde zou me dat geweldig moeten opwinden, maar het doet me niks, ik krijg alleen zin om hem een welgemikte trap tussen de benen tegeven
‘Maar ik ben gek dat ik mij kwaad maak, jullie zijn alleen maar kinderachtig, jij en je
| |
| |
vriendjes met jullie cynisch gedoe. Zolang het maar niet de literatuur betreft. Een zakenman is in jullie ogen alleen maar belachelijk. Alleen goed om rondjes te geven en om indische rijsttafels te betalen... Daar loopt Bart, de zielepoot, vraag of hij mee gaat eten... En dan met z'n tweeën gechoqueerd lachen omdat ik Jaques Gans graag lees. Dat mag niet, want hij verdraait de feiten. Maar Hermans moet ik mooi vinden, juist omdat hij dat doet, omdat hij op souvereine wijze zijn eigen waarheid schept of zoiets, Vroeger dacht ik in mijn onnozelheid iets te kunnen leren van jullie en jullie geschrijf. Voor wie schrijven jullie eigenlijk?’
‘Maar Bertus, ik bezweer je, ik heb nog nooit...’.
‘Maar je vriendjes wel..., als ze iedere belangstellende verachten. Alleen maar voor elkaar? Of nog niet eens, alleen maar om te kunnen zeggen: er komt een roman van me uit bij weet ik veel, nog geen honderd pagina's, ruim bedrukt, of er staat een gedicht van me in het tijdschrift..., zeg maar wat...’.
‘Vaderlandse letteroefeningen, Muzenalmanak, Asmodée, Ratio, te veel om op te noemen...’
‘En daar heb ik na Jan, Piet en Klaas ook eens geschreven dat ik zo geil ben’.
‘Foei Bertus’.
‘Niks geen foei Bertus, weet je wat jullie mankeert? Jullie zijn niet volwassen, niet los van je kindertijd. Die vinden jullie allemaal zo belangrijk, die moet liefst uitvoerig op de TV worden getoond. Godverdorie, iedereen heeft toch een vader en een moeder. Je kunt er evengoed over jeremiëren dat je een zoogdier bent. En als je dan maar wilde begrijpen dat er mensen zijn met ruimere ervaringen...’
‘Zoals die van de zakenman die in het volle leven staat...’
‘Precies, maar als ik over de EEG begon of het nachtleven in Duitsland was er geen belangstelling’.
‘Naar de EEG heb ik jou nog speciaal gevraagd, Bertus’.
‘Maar zoals vanavond had je toch maar geen belangstelling voor wat ik vertelde over mijn reis. Vind je het nu heus een grotere prestatie om een miezerig verhaaltje te schrijven dan om na een keihard gevecht met een paar gewiekste zakenlui - en dan nog in het duits - een voordelig contract af te sluiten? Ja, Ton zal er wel wat op aan te merken hebben, vader ook... Maar ik weet toevallig dat de firma de Wit ook achter die vertegenwoordiging aan zit. Verleden week zag ik de Mercedes van Müller van de Rötewerke op de markt staan. Hé, dacht ik, wat moet die hier. Ik ga bij de Vries zitten. Nou was het elf uur en ik weet dat Müller als het even kan thuis slaapt, dus... Nee dat soort dingen boeien je niet, ik begrijp niet waarom je omgaat met een platvloerse liberale zakenman als ik, die niet houdt van sick jokes en sentimenteel geklaag. Je zou zeker wel luisteren als ik vertelde: Pappie heeft zo hard boe geroepen in de wieg dat ik nou nog zenuwlijder ben of: op driejarige leeftijd heb ik mijn broertje in de put geduwd’.
Ha, Bertus, nu heb ik je.
‘Heb je dat heus gedaan?’
‘Ben je gek!’
‘Dan heb je het wel gewild. Zoiets bedenk je niet zo maar. Je zult toch niet willen beweren dat je Ton erg mag. Hij is maar een jaar ouder en toch doet hij of de zaak van hem is. En je vader laat allerminst duidelijk blijken dat dat niet zo is. Integendeel... En geloof
| |
| |
maar gerust jongen dat dat je dwars zit. Je moet heel wat opvreten, vandaar ook die maagpijn. En dat is niet van vandaag of gisteren, dat is al begonnen, toen je vader als tweede kind liever een meisje had gehad. Psychologie van de kouwe grond, maar dat is de beste. Is het niet merkwaardig dat je na je zakenreis meer last hebt dan ooit? Je bent bang dat ze het thuis niet zo'n succes zullen vinden, bang voor je woede als ze zullen zeggen: dat tekenen we niet. Of moet er niets getekend worden?’
‘Ja, door mijn vader’.
‘Juist, daarom heb je vanavond ook niet gebeld naar Sappemeer’.
Even laten doordringen, nu niet schilderen hoe zijn vader de Rötewerke zal opbellen: u hebt de kleine Bertus toch niet serieus genomen, de stoute bengel. Ik zal u mijn grote zoon sturen hoor.
‘Verdomd, Joke, zou dat zo zijn. Het is waar, ik zie er tegen op en dat is fout, ik weet voor mezelf dat ik een heel redelijk resultaat heb bereikt, natuurlijk, het had beter gekund, maar ik wist nu eenmaal dat ik met de Wit moest rekenen. Als je nagaat..., enfin, getallen zeggen jou toch niks’.
‘Je zegt gewoon tegen je vader: wat er te bereiken was heb ik bereikt. En als hij bezwaren heeft word je kwaad. Hij zal je niet opeten en niet slaan ook. Dat heeft hij vroeger wel gedaan hè. Maar nu kan hij je niet meer aan, al zou hij het willen, dat is allemaal heel eenvoudig. Zeg, zullen we gaan slapen..., over vier uur moet je eruit. Waarom moet je eigenlijk zo vroeg weg. Om zo gauw mogelijk je vader dat contract te laten zien? Morgenavond is vroeg genoeg, nu je
je hebt voorgenomen niet meer bang voor hem te zijn. Je hebt het niet meer nodig om je moed te bewijzen door je zo snel mogelijk in het hol van de leeuw te wagen, nu je weet dat je vader geen verscheurend dier is, maar gewoon een koppige oude heer, die alles beter denkt te weten en die je broer voortrekt, omdat die zoveel op hem lijkt’.
‘Ton lijkt juist sprekend op mijn moeder’.
‘Nou, dan daarom, of gewoon, zoals ik al zei, omdat hij genoeg had aan de eerstgeborene; bij de tweede, alweer een knaapje, was de aardigheid eraf. Maar je begrijpt wat ik bedoel. Blijf je? Dan heb ik morgen een lichte keelontsteking. Je doet het hè. Welterusten Bertus, ik leg nog even een briefje klaar voor de melkboer’.
Waarschijnlijk heeft hij een zwakke maag zoals hij blauwe ogen heeft. Dat zeg ik hem morgen als hij weggaat. Slik maar lekker pillen, dat psychologische gewroet heeft geen enkele zin. Weet hij helemaal niet meer waar hij aan toe is, de lieverd.
‘Joke, slaap je al? Ik lig maar te denken aan wat je heb gezegd over dat opvreten. Je hebt natuurlijk gelijk, ik ben bang voor ze, maar weet je wat mijn eigenllijke probleem is? Dat zie ik nu duidelijk: dat ik zakenman wil zijn terwijl ik er niet geschikt voor ben. Joke, ik heb me laten overdonderen door die moffen. Ik kan het gewoon niet, ik zal het nooit kunnen ook. Ik ben geen zakenman, daarom voel ik me ook thuis bij jullie, al heb ik wel critiek. Jullie doen wel wat al te negatief. Maar het is toch duidelijk, waarom zou ik anders steeds weer met je mee gaan, natuurlijk, ik houd van je, maar jullie hebben me wel vaak belachelijk gemaakt. En toch, als Bart dan iets ging voorlezen... Niet dat de literatuur me veel doet. Weet je Joke, wanneer ik me echt lekker voel? Als ik schilder...’
Here, Here, wat moet ik beginnen..., ‘ik was bang voor je critiek, ik, breng er nog niet veel van terecht...’, zwaar word ik gestraft,.., ‘heb toch wel iets bereikt, weet niet goed hoe ik verder moet. Ik geloof zeker Joke dat je me kunt helpen...’ Ontzaggelijke eenzaamheden komen aanruisen, hij gelooft in mij... ‘Weet je nog hoe we elkaar voor het eerst ontmoetten, op de expositie van Wouter, dat schilderij dat ik kocht was ook het enige dat jij mooi vond’. Ik ben zo bang... ‘Ik zou meer les moeten nemen, naar de academie gaan, ik mis techniek, als ik me laat uitkopen uit de zaak kan ik, kunnen we...’ Erikje, Erikje, help mij. ‘Vind je ook niet Joke, dat ik moet kiezen dat halfslachtige, dat sloopt me en als jij mij wilt helpen...’
‘Het is een hele stap, Bertus’. Helpen, ik
| |
| |
en helpen. Op een eilandje in het meer zingt een vogeltje. Ik ben niets, van top tot teen verslagen. Moeder, waarom heb ik geen staartje...
‘Het lijkt me wel iets waar je goed over na moet denken’, zei de blozende Katrien, je vader is geen miljonair, artiest zijn is geen vetpot. ‘Ik heb ook te weinig verstand van beeldende kunst om te kunnen beoordelen...’
‘Je moet mijn werk zien, ga mee morgen...’
Eindeloze vlakten strekken zich uit, de steppen van het hoge noorden.
‘We gaan slapen Bertus, dan zien we morgen wel weer... Ik zet de radio af, weg met het agrarisch nieuws’.
Ik zou voor het eerst in twintig jaar weer willen bidden. If I had a hammer, a hammer in the morning.
|
|