Hollands kwartier
N. Scheepmaker
De Nederlandse Vereniging voor Radio- en Televisieonderzoek telde eind 1963 op de kop af 93 leden. Voorzitter is prof. mr. dr. M. Rooy, verder zitten H. Schaafsma, drs. F. Bergsma, drs. J. de Bruyn, mr A.W. Kist en drs. J. Stappers in het bestuur.
De ledenlijst telt 8 professoren, 17 doctoren, 1 ingenieur (televisie is kennelijk geen technisch medium), 6 meesters in de rechten (afgezien van dubbele titeldragers), 6 dominees en 19 (negentien) doctorandussen, waaronder ikzelf: drs. H. Scheepmaker, Jan Luykenstraat 20, Amsterdam-Z, het staat in de ledenlijst. Ik vind het een mooi gemiddelde: 57 titeldragers op de 93, alleen is het jammer dat ik geen drs. ben en mij daar ook nooit op heb laten voorstaan. Wat moet ik nu van die andere titels denken, als de enig controleerbare al ten onrechte is toegekend? Prof. mr. dr. Rooy... minstens één van de drie zal wel overdreven zijn. En al die doctorandussen? Misschien krijg je, als je lid wordt van die vereniging, automatisch het drs. toegevoegd, tenzij je uitdrukkelijk vraagt ervan verschoond te mogen blijven. Drs. honoris causa...
Bij het woord cadeaustelsel denk ik het eerst aan staatsiebezoeken. Elk officieel bezoek gaat gepaard met cadeautjes over en weer, en ik zou wel eens willen weten aan wie die cadeautjes toevallen: aan Luns persoonlijk, of aan de staat? Als Luns ze zelf mag houden, zou dat veel verklaren over zijn zetelvastheid en reislust. Toen Erhard hier op bezoek kwam kreeg hij een zogenaamde ‘molenbeker’, een zeldzaam exemplaar, een soort beker (heb ik mij laten uitleggen) vermomd als molen, met trappetje en molenaartje en natuurlijk wieken die je kunt laten ronddraaien, waardoor er cijfertjes verspringen. Wie van de gasten, na het rondreiken van de met drank gevulde molenbeker, het noodlot treft dat de wieken bij hem stil blijven staan, is verplicht het aantal rondjes te betalen dat het cijfer aangeeft. Typisch een cadeautje voor Erhard, dat zult u met me eens zijn, hoewel, aan de andere kant... Misschien was het enige criterium voor de keus, dat hij nog geen molenbeker had, wat ik waarschijnlijk acht. Zo zal het ook wel zijn gegaan met het geschenk van de minister van buitenlandse zaken Schröder, die door Luns gefêteerd moest worden bij diens bezoek aan Bonn. Wat geef je een minister? Een modern kunstwerk, werd bedacht. Het Haagse Gemeentemuseum verwees Luns' secretaris naar Galerie Espace in Amsterdam. Espace kreeg een telefoontje of er vast wat kon worden uitgestald, zodat de secretaris een keus kon maken. Wat het mocht zijn, beeldhouwwerk, olieverf, grafiek? Neenee, alleen grafiek, niet te duur. Het werd tenslotte een (Kees) Ockx, bepaald niet de slechtste, maar ook niet de duurste. Schröder loopt nu helemaal naast zijn schoenen van trots door Bonn rond en vertelt het aan iedereen die het horen wil: ‘Die Holländer haben mir einen Ockx geschenkt!’
In Vrij Nederland van 10 oktober zegt G.K. van het Reve in een interview met Bibeb: ‘Terwijl alles (hevige emotie) beter is dan een communistische samenleving’. Over de Nederlandse literatuur zegt hij: ‘In de laatste jaren is er toch niets verschenen waarvan je 's nachts wakker blijft liggen, iets wat je omvergooit. Ik zou wel willen dat het gebeurde.’ In hetzelfde nummer van Vrij Nederland, en trouwens ook in het nummer daarvoor vinden beide uitspraken van Van het Reve elkaar in de weergave van het proces dat in de Sowjet-Unie is gevoerd tegen de dichter Brodski, - een vertaling uit Encounter. Je leest die stukken met nauwelijks bedwongen woede en met de nagels in je handpalm gedrukt. De ploerterigheid van de rechter, de aanklager en de getuigen à charge (wier domheid, evenals hun onoprechtheid, nochtans opvallender is dan hun ploerterigheid) ligt er zo duimendik bovenop dat je niet zonder bewondering de redelijkheid en het fatsoen van de getuigen à decharge erkent, ook al krijgen die de kans niet iets wezenlijks bij te dragen tot Brodski's verdediging. De manier waarop Brodski, wiens enige ondeugd zou zijn dat hij ‘werkschuw’ is, niet genoeg verdient met vertalen en dichten om er geen fabrieksbaantje bij te hoeven hebben (vertalen en dichten wordt hardnekkig niet als werk erkend, o Majakowski, geestesheld van de Sowjet-Unie!!...), door de rechter wordt behandeld en afgesnauwd, het woord wordt ontnomen, doet sterk denken aan het Duitse, op de film bewaard gebleven proces dat aan het eind van de oorlog gevoerd werd tegen de plegers van de aanslag op Hitler. Enfin, het is nuttig te weten wat het precies inhoudt, die dooi in Rusland en elders, bijvoorbeeld in Polen, waar de schrijver