alleen nog ‘der Einzige und sein Eigentum’ overblijven.
Wat dit alles betreft is het onzin Goldwater een fascist te noemen. De autoriteit van de staat en de ondergeschiktheid van het individu aan het zuivere volksbestaan, om kenmerkende trekken van het Europese fascisme te noemen, zijn Goldwater juist de grootste doornen in het oog.
Maar er is nog een andere, hoewel zwakkere kant in de senator van Arizona, die hem de sympathie heeft opgeleverd van miljoenen racisten en traditionalisten in het zuiden. Daarmee bedoel ik niet zijn negatieve houding tegenover de nieuwe burgerrechtenwet, die discriminatie tegen negers poogt te verhelpen. (Die houding is meer een uiterlijk element en bergt een kiem van grote verwarring in zich: Goldwater, op zichzelf voorstander van negerintegratie, stemde tegen het wetsvoorstel uit een oud-liberale privé-initiatief-instelling, maar wordt nu in het zuiden als een verkapte segregationist beschouwd.) Ik bedoel zijn wellicht in Arizona's kleurige woestijnen opgedane liefde voor vaststaande eeuwige morele waarden enerzijds en zijn typisch provinciaalse xenofobie aan de andere kant. Het eerste heeft geresulteerd in pleidooien voor fatsoenlijk, gezond, natuurlijk gedrag zoals in het westen traditie zou zijn (Goldwater's woonplaats Phoenix heeft echter na Dallas in Texas het hoogste percentage moorden van de grotere Amerikaanse steden), wat koren op de molen is van de zuidelijke fascisten, die zichzelf beschouwen als beschermers van gods gebod en gebrek aan moraal alleen ontwaren bij negers, die zich niet met de door datzelfde gebod bevolen plaats tevreden stellen, maar gaan muiten.
De xenofobie is bij de man uit Arizona in een liefde voor imperialisme omgeslagen, dat aan Teddy Roosevelt doet denken. Met buitenlanders evenmin als met de cosmopolieten aan de oostkust valt te praten, vindt hij. Machtsvertoon is het enige middel om gezonde verhoudingen met de, waarschijnlijk allang door communisme ondermijnde en in elk geval ‘un-american’ vreemde staten te kweken.
Ook deze houding sluit wonderwel aan bij het denken van de in praktisch gesloten gemeenschappen levende zuidelijke Amerikaanse conservatieven. Zij hebben al sinds dertig jaar het gevoel dat New Yorkers als Roosevelt en Bostonians als Kennedy het reine Amerika gecompromitteerd hebben met al die buitenlandse contacten en vinden dat als het niet mogelijk is terug te keren tot isolationisme (en velen lijken te geloven dat dat niet meer gaat sinds die vermaledijde Russen op het wereldtoneel meedoen) de internationale relaties toch in elk geval gedicteerd moeten worden door de macht en morele superioriteit der Verenigde Staten.
Kortom, Goldwater's verwardheid stamt uit zijn in Arizona opgedane tegenstrijdige ideologie, die deels traditionalistisch, deels Lockeaans liberaal is. Daardoor komt hij er toe aan de ene kant voor verzwakking van de federale regering in Washington te pleiten, waardoor grootscheepse bezuiniging en belastingverlaging voor de enkeling mogelijk moeten worden, en anderzijds voor vergroting van het militaire apparaat om de communisten beter onder druk te kunnen zetten. Daarom spreekt hij elke dag zowel over de partikuliere verantwoordelijkheid en het eigen geweten, alsook over herstel van het traditionele fatsoen en de Amerikaanse frisse moraal van weleer, waarvoor hij dan plotseling de politie wil versterken en de rechten van nog niet veroordeelde beklaagden wil besnoeien. Zo zijn er honderd voorbeelden. Goldwater zelf lijkt volkomen niet te begrijpen waarom men steeds tegenstrijdigheden in zijn uitspraken en geschriften ontwaart. Voor zijn niet geschoolde, niet naar logische consequenties tenderende geest is er ook niets tegenstrijdigs, want alles wat hij zegt of schrijft komt voort uit een conservatief denken, dat hij zelf als gesloten eenheid ervaart.
Die eenheidssuggestie wordt echter alleen veroorzaakt door de eensgezinde afkeer van de sociale industriemaatschappij in beide, op zichzelf tegengestelde, vormen van conservatisme. De hevigheid, waarmee Goldwater deze afkeer meevoelt, belet hem ooit uit te vinden welke tegenstrijdigheden zijn conservatisme in zich bergt. Hij bewandelt trouwens een makkelijkere weg: blijken zijn uitspraken verward of inconsequent dan noemt hij het de schuld van de pers, die alles verkeerd heeft weergegeven.
Ik houd Goldwater niet voor een fascist, ook al heeft hij tienduizenden fascisten uit Amerika's agrarische zuiden onder zijn trouwste aanhangers. Ik geloof ook niet dat hij buiten de ‘mainstream of american thinking’ staat. Integendeel. Hij hoort in de nieuwe wereld helemaal thuis en wie zich verwondert over zijn rigoureuze conservatisme beseft niet hoe conservatief het amerikaanse politieke denken is.
Ik beschouw hem primair als een verwarde neebroer, die zijn eeuwig ‘njet’ laat horen in de naam van een conservatief gevoel, dat te vaag en te tegenstrijdig is om ooit omgezet te kunnen worden in een enigszins sluitend politiek programma.