werpen telkens heel even de aandacht vasthouden, op hun best het verlangen wekken ze ook te bezitten, geweest te zijn waar ze vandaan komen, ooit eens alles te weten van de vroegere eigenaars. Maar het blijft toch allemaal binnen het rijk van de kleine emoties, de lieve grapjes en de leuke vondsten. Het enige heftige element in deze gluur-collectie zijn de pin-up plaatjes, maar dat is niet de verdienste van Henderikse, wel zijn effectbejag.
Om voor nieuw realist te worden versleten moet men zich kennelijk wel even als zodanig gaan melden ter bestemde plaatse, want waarom zou anders Nederlands populairste versierder in nieuw-realistische stijl, Metten Koornstra, ontbreken?
Baanbrekend kan men dit soort werk met de beste wil ter wereld niet noemen. Sinds mensenheugenis heeft iedere schilder in zijn atelier wel een paar gevonden voorwerpen of verworpen vondsten tot vertier van zijn kennissen en verveling van zijn werkster. Dit keer mag het grote publiek er dan een paar in ogenschouw nemen als serieuze inzending.
Het is allemaal heel aandoenlijk, maar het gebruik van bric à brac is meer een weemoedige bokkesprong dan een standpuntbepaling tegenover een met dingen volgestouwde grootsteedse omgeving, zoals de pop-artisten nastreven.
Het onvervalste, gegarandeerd echte fietswiel met voorvork gemonteerd op keukenkruk door Marcel Duchamp en zijn en Man Ray's rekken, die als oude nieuw realistische werkstukken in Den Haag geëxposeerd worden, hebben in mijn ogen geen andere betekenis dan dat ze van M.D. en M.R. afkomstig zijn, die, zoals men weet, hun betekenis eraan ontlenen, dat ze voorwerpen tentoonstelden, die hun betekenis eraan ontlenen... De schepping van zo'n volmaakte cirkelgang in het luchtledig lijkt mij een enorme verdienste.
Van Yves Klein staat in Den Haag een groot doek met de afdrukken van vijf met blauwe verf besmeurde naakte vrouwen. Zo iets is heel erg boeiend, omdat de meeste mensen wel hun hand- of vingerafdruk kennen op papier, of die van neus of mond op een beslagen vensterruit, maar bijna niemand weet wat hij kan presteren van top tot teen alleen in blauwe verf. En het komt heel anders uit dan verwacht. In Klein's monochroom staan de dijen en borsten op een intrigerende manier uit elkaar, de afstand tussen knie en hals is veel kleiner dan men denken zou. Uit zo'n afdruk kan men zich een heel gedetailleerde voorstelling maken van de stempel-vrouw in kwestie, terwijl toch haar afbeelding heel weinig realistische details te zien geeft. Het procédé is een geweldige vondst, maar daarmee is alles ervan gezegd. Van Klein is er, behalve als stuntman, geen spoor meer in terug te vinden en hoewel de vrouwen er zeker alles van zichzelf in hebben gelegd, komen ook zij er niet helemaal uit. De spiegels van Pistoletto, waar tevoren heel levensechte figuren op zijn aangebracht, zijn net zoiets. Het is verbazend, opwindend zelfs in het begin, het leert iets nieuws over spiegels, maar meer niet. En dat kan van zoveel trouvailles gezegd worden, de verpakkingen, de strip-verhalen, je moet er maar op komen, maar de vondst staat zozeer op de voorgrond, dat er voor verdere belevenissen bij de toeschouwer geen plaats meer overblijft.
In Den Haag is behalve aan figuratieve schilders van vóór de popbeweging (Léger, Bacon, Van Genk, Westerik e.a.) ook een afdeling besteed aan de tijdgenoten, zoals Hockney en Kitaj. Kitaj begint zijn schilderij, bijvoorbeeld een mansportret, met een keurige opzet en een vaste hand, maar halverwege streept hij de hele boel door, begint een lijnen- en balkenstructuur die het schilderij niet alleen doorbreekt, maar ook uit een heel andere schildertrant voortkomt en het schilderij dus op twee manieren verscheurt. Van David Hockney hangt in het Gemeentemuseum een schilderij van twee naakte mannen, - de één wast de ander, die onder de douche staat - dat opvalt door de literaire inslag en het bijna woordelijke waarnemingsvermogen van de schilder. De ene figuur draagt witte sokken, met blauwe en rode streepjes, zoals het een collega-sportsman betaamt, hij heeft het cocktail-schortje voor van iemand die zich beter thuis voelt in de keuken dan goed is voor een jongeman en de gelaatsuitdrukking van de partner die nu eenmaal altijd de ander het ontbijt op bed brengt. De aandacht voor de kleur van naakte lichamen en de bloemen in de vaas en op de fauteuil doen aan Gauguin denken, maar dan een die Salinger's korte verhalen heeft gebruikt voor zijn escape. Dit schilderij rechtvaardigde boven alles de inspannende en gevaarvolle tocht naar het Haags museum.
De pop-artisten hebben zich eens en vooral verzoend met hun omgeving, maar voorlopig is daarvan niet veel meer te merken dan dat zij zich van hun entourage in verhevigde mate bewust zijn en voor niet veel anders aandacht hebben. Tot verwerking van die elementen komt het nauwelijks en daarom is het allemaal niet zo erg boeiend voor wie van hun boodschap toch al met instemming kennis neemt. In het Stedelijk in