van de beste en origineelste werkers die bezig zijn. Het helpen ontstaan van een klimaat waarin men kan ademen.
Natuurlijk gaat het op de eerste plaats om de man zelf, maar deze man was bovendien bijzonder geschikt om een groot aantal eigenschappen en kwaliteiten van de nieuwe kunst mee aan te duiden en te huldigen. Hij is een voorbereider geweest naar een nieuwe beeldende taal en naar een nieuwe waardering van de werkelijkheid. Omdat hij objecten in zijn schilderijen toepast heeft men gezegd dat hij een nieuwe dadaïst was en een naloper van Schwitters. Omdat hij het laatste jaar zijn doeken ten dele screent, dus een drukprocédé toepast, heeft men gezegd dat hij niet kan schilderen.
Rauschenberg heeft echter de vrijheid genomen om de materie als materie te behandelen, m.a.w. om haar niet per se te laten resulteren in schilderkunst en om schilderkunst niet per se te laten uitkomen in kunst. Hij heeft in 1955 een bed beschilderd en een kussen, laken en deken gebruikt in plaats van het meer conventionele linnen. Hij heeft een paneeltje op wielen beschilderd en het geankerd aan een emmer met verf. Hij heeft dus een aantal grenzen van de schilderkunst overschreden, voortreffelijk beseffend dat die grens niet gevormd werd door de correspondenties met de visuele werkelijkheid maar evenmin, in de abstracte schilderkunst door de begrenzing van paneel of doek. Hij zag de verhouding van schilderkunst ook niet als een laten wij zeggen horizontale relatie tussen kunst en beschouwer. Hij meende dat deze relatie niet een geïsoleerde relatie was maar integendeel een relatie vol verbanden met andere situaties. Hij spijkerde een stoel aan een van zijn schilderijen die op de grond bleef staan. Hij liet de hele kunst met haar poten op de grond staan. D.w.z. hij gaf haar ook wel degelijk de kans tot een opwaartse vlucht, maar hij demonstreerde steeds weer dat er allerlei zaken tegelijkertijd bestaan, dat wij die verschillende zaken tegelijkertijd in onze geest hebben en dat ze zelfs materieel vaak met elkaar in verbinding treden. Wij zijn het zelf die aan die verschillende zaken de meest verschillende functies toekennen uit onze behoefte tot classering. We gaan pas (genietend!) kijken als we weten dat er sprake is van kunst of van natuur en naar beide fenomenen kijken we gewoonlijk verschillend. Wat Rauschenberg doet is creatief: ‘vormscheppend’ kijken op een moment dat niemand dat verwacht. En toch is dat kijken, dat bewuste zien een misschien nog wezenlijker handeling binnen de schilderkunst dan het hanteren van de verf. Op een ogenblik dat
er alleen maar alledaags leven is, ziet Rauschenberg de verschijning van dat leven en de vorm ervan, dat brengt hem er toe om een opgezette vogel, een klok of een stoel ook binnen zijn ‘kunstwerk’ te betrekken: hij maakt de dingen tot kunst door ze tot kunst te kijken, en niet alleen door ze tot kunst te schilderen. Voorzover hij wel schildert - in een stijl die abstract expressionistisch is en dus alles te maken heeft met zijn directe voorgangers - laat hij de schilderkunst zich ook werkelijk over alles uitstrekken. Hij heeft geen stop door een lijst, hij schildert door en over de dingen heen, zoals hij de objecten, en de gaten laat spelen tussen zijn schilderij. Rauschenberg is de meester van de assemblage waarin zeer verschillende categorieën worden verzameld. Dat is de betekenis van zijn inmiddels befaamd geworden uitspraak: painting relates to both art and life. Neither can be made. I try to act in that gap between the two.
Er is geen standpunt in de kunst van Rauschenberg, zoals de renaissance een standpunt had, een standpunt in de ruimte van waaruit men zijn perspectief kreeg en een standpunt van waaruit men de wereld bezag. Natuurlijk is er ook bij Rauschenberg nog altijd sprake van een persoonlijke ingreep en keuze, maar zijn houding die de houding van zijn kunst is, is om alles binnen te laten, vrijwel onbecommentarieerd. Hij wil het kunstwerk als een soort krant waar al het nieuws in binnenkomst. Zo laat hij op zijn doeken alles binnen, de kunst (ook van anderen: reproduktiefragmenten van Rubens etc.) waterskiërs, balletdansers, krantenfoto's, vruchten, instrumenten, politici, vogels, wolken, meubels, stadsgezichten, helicopters, de zee, zijn verfschilderkunst etc. Rauschenberg heeft de behoefte van zovele modernen om liever te registreren en de zaken voor zich zelf te laten spreken dan om op gekleurde, nadrukkelijk subjectieve wijze opinies te uiten. Door deze weg te nemen heeft hij zich zelf een oeuvre geschapen en tegelijkertijd heeft hij daarmee voor jongeren de weg geopend naar hun eigen stijl: die van de pop art die als houding misschien volstrekter is, minder romantisch, koeler, gereserveerder, minder schilderachtig.
Men kan tevreden zijn over de prijs op de Biennale omdat men het gevoel heeft dat er niet alleen een talent is gehuldigd maar ook de weg is vrijgemaakt voor een (natuurlijk altijd voorlopig!) prettiger omgang met kunst. De negentiende eeuwse schoonheidsroest over de moderne kunst wordt eindelijk eens weggeschuurd.