Hollands Maandblad. Jaargang 6
(1964-1965)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
Charlotte Salomon 1917-1943
| |
[pagina 42]
| |
boek, ondanks alle besnoeiingen en tactische bemoeienis, nog alle liefde, wrangheid, speelsheid, isolement en wanhoop van het origineel over. Misschien zouden drie plaatjes het ook nog doen, want het gaat niet zozeer om de loop van het verhaal als om haar verbluffend complete en indringende manier van kijken. Het is de geschiedenis, oorspronkelijk opgezet als ‘Sangspiel’, van haar leven. Leben oder Theater is het thema, een formulering waarin de verbijstering al besloten ligt. De belangrijkste personages zijn: haar grootouders - haar moeder - vader - haar tweede moeder, die een beroemde zangeres is - Daberlohn, een zangpaedagoog - en zij zelf. Het verhaal is treurig en vitaal in een mate die de balans tussen de twee haast onbegrijpelijk maakt. De platen zijn donker of licht al naar de omgeving en de stemming die ze uitdrukken. De manier van schilderen is direct, op een kindermanier, (haar ouderlijk huis wordt zo getekend dat alle kamers tegelijkertijd helemaal te overzien zijn) en technisch geraffineerd. Wat onhandig aandoet heeft de bedoeling onhandigheid uit te drukken. Hier en daar zijn franse invloeden te zien maar het meest lijkt haar stijl op die van Edvard Munch, met zijn zware contouren en languissante lijnen. Toch lijkt dat bijzaak, naar aestetische effecten is kennelijk niet gestreefd, gezien bijvoorbeeld de teksten die met grote letters dwars door de tekeningen heen staan: Weisst du Grosspapa ich hab das Gefühl als ob man die ganze Welt wieder zusammen setzen müsste. Vooral tegen het einde lijken ze met grote haast neergesmeten, alsof ze wist dat ze weinig tijd meer had; een paar stevige halen geven de context aan, waar het om gaat is de menselijke situatie, het uit te drukken moment, terwijl in het begin, dus bij de vroegste herinneringen, juist erg veel zorg aan détails is besteed, met een fotografisch geheugen schildert ze een gebloemde traploper, de titels op muziekbladen, en alle bekende gezichten in hun verschillende leeftijden. Vaak staat er op een bladzij meerdere malen hetzelfde mens, bij voorbeeld Charlotte, met haar verschillende, opeenvolgende kinderjuffrouwen, of alleen maar steeds hetzelfde hoofd dat iets zegt, waarbij dan de tekst hoofdzaak is maar toch niet zonder tekening kon ontstaan. Zo krijgen we lange, bladzijdenvolle monologen, van Charlotte, van haar minnaar Daberlohn, van haar grootvader. Een van die uiteenzettingen, een pleidooi van Charlotte tegen haar grootmoeder, die in een periode van acute depressie zelfmoord wil plegen, lijkt tegelijkertijd een verklaring te geven voor de bezetenheid in het werk van Charlotte zelf:... anstatt dir auf solche grauenvolle Weise das Leben zu nehmen verwendest du dieselbe Kraft und beschreibst dein eigenes Leben - es wird da sicher einiges Interessantes geben was dich bedrückt und indem du es nieder schreibst befreist du dich selbst und leistest der Welt vielleicht noch einen Dienst... Maar evenmin als de depressie van de oude vrouw geheel veroorzaakt lijkt door actuele spanningen is Charlotte's werk een manier om zich tegen de werkelijk moeilijke omstandigheden te weren, of in een vroegere schulp terug te kruipen. Eerder is het een poging zich te bevrijden van een dreigend verleden. Het woord Schicksal dat telkens opduikt heeft in haar leven een speciale betekenis, zij moet wel gevoeld hebben, en geworsteld met de gedachte dat het noodlot bij haar was ingebouwd, of met de paplepel was ingegeven. Nadat namelijk haar grootmoeder toch zelfmoord gepleegd heeft door uit het raam te springen, vertelt haar grootvader haar dat Charlotte's eigen moeder op dezelfde manier is gestorven, terwijl de toen 9-jarige Charlotte verteld was dat haar moeder aan griep dood was gegaan. En niet alleen haar moeder en grootmoeder, ook haar overgrootmoeder en nog verschillende andere familieleden van moeders kant stierven op die manier. Een tekening met de woorden: OB ICH DIE DECKE AUS DEM verbaast dan ook niet, zomin als haar neiging het verleden te reconstrueren. Niet zo zeer, lijkt het, om iets te tonen, als om iets te vinden tekent ze als een bezetene; als zij dan de tijd niet terug kan draaien en zo het noodlot afwenden, dan kan ze toch tekenen hoe het was, en wie weet? het binnensluipende monster betrappen. Het boek volgend zien we dat haar moeder en vader elkaar ontmoeten, trouwen, dat Charlotte geboren wordt. Haar moeder is dol op haar en de eerste jaren zijn licht. Maar dan vindt haar moeder de dood. Charlotte blijft alleen met haar vader en wordt elke nacht wel tien keer wakker om te zien of haar moeder al een brief heeft gestuurd, zoals ze beloofd had te zullen doen uit de hemel. Een reeks onmogelijke gouvernantes vinden, en maken, Charlotte onhandelbaar. | |
[pagina 43]
| |
Ze komt steeds meer in verzet en sluit zich in zichzelf op. Dan komt wat de deus ex machina lijkt: ‘De zangeres draagt de prachtige naam Paulinka Bimbam. Zij komt bijna iedere avond bij hen thuis, verlangend tegemoet gezien door Charlotte en Albert (haar vader). Charlotte denkt aan niets anders dan aan juffrouw Paulinka Bimbam, maar schaamt zich ontzettend, het haar of wie anders ook te laten merken’.Ga naar voetnoot* ‘Intussen besluiten Albert en Paulinka te gaan trouwen. De kleine Charlotte was bij haar grootouders en wordt nu naar huis gebracht, waar zij - om onverklaarbare reden - niet aan de bel durft te trekken, en eerst een scène maakt met haar begeleidster, totdat deze kwaad naar boven gaat en zelf aanbelt. Maar nu wordt Charlotte overvallen door schaamte en zij gaat heel vlug naar boven, waar haar de zozeer beminde in de zwarte japon teder ontvangt’. (Dit is de tekst bij een pagina die in 9 vakken verdeeld is die elk een volgend beeld geven, waardoor het een film-effect krijgt.) Tot zo ver gaat een mooi kinderverhaal ook, en het is jammer dat de samenstellers van dit boek het, om piëteitsredenen, bij deze simpele voorstelling van zaken moesten laten. De problemen, die dit huwelijk van haar vader met de door Charlotte geadoreerde zangeres met zich meebrachten, laten zich raden. De vereenvoudiging is daarom zo spijtig, omdat er een deel van Charlotte's gevoelens mee overgeslagen wordt, waardoor ook haar latere verhouding met Daberlohn, de zangpaedagoog van Paulinka, niet die lading krijgt die hij in werkelijkheid had. Toch brengt bijvoorbeeld de afbeelding op de voorpagina: Charlotte die voor het raam zit en buiten Daberlohn en Paulinka ziet lopen, al heel veel van haar isolement en jaloezie over. Zonder sentimentaliteit treft ze het moment waarop iets haar aansprak, steeds anders dan men zou verwachten. Geen grote overrompelende momenten, maar vaak de meest onverhoedse. Ze komt thuis en ziet Daberlohn's jas aan de kapstok, of, als ze later uit Duitsland en van Daberlohn weg moet, zit ze met een open koffer voor zich op haar bed. Merkwaardig is daarbij de manier waarop ze zichzelf, als het ware van buiten af, bekijkt. Hoewel ze rapporteert als toeschouwer is ze geen buitenstaander, maar integendeel, een verwoede medespeler, die nooit probeert haar eigen gevoel of dat van een ander te relativeren, zelfs niet vanuit haar eigen, later, oog. Misschien heeft ze door deze instelling, waarbij ze elk mens zijn eigen geldigheid toestaat, precies dat evenwicht gevonden tussen binnen en buiten, innen en uiten, dat het haar mogelijk maakte zo veel persoonlijks over te brengen. Ze verdiept zich zo lang in de ander tot ze zijn werkelijke kern bereikt heeft en ze zijn kijk op de wereld heeft doorgrond door zelf in zijn huid te kruipen. En dat is haar nog niet genoeg. Ze is bezeten van de gedachte dat ze, om het leven te begrijpen, dood geweest moet zijn; om vat op de realiteit te krijgen moet ze weg zijn geweest van de menselijke oppervlakte en zich dwingen om in de diepste diepten van zichzelf, van haar isolement en ongelukkigheid, zich op het bestaan te bezinnen. Dat haar dit ernst was is aan haar werk te zien. Ze heeft zich in geen enkel opzicht gespaard, maar dat wat haar obsedeerde met een onverbiddelijke eerlijkheid en compleetheid weergegeven. Het is niet anders denkbaar dan dat haar dit, behalve haar te kwellen, ook een groot gevoel van vervulling moet hebben gegeven. En dat bepaalt het niveau van dit boek; het is geen aanloop tot leven, maar het leven zelf, het heeft geen gaskamer nodig als repoussoir, want de dood is er al in opgenomen. Het document humain aspect is dan ook volkomen haar eigen verdienste en berust niet op de gruwelen om haar heen maar op haar eigen ‘rührendes Bemühen’. |
|