die zijn ze meestal weer gauw kwijt. De onderkant van het onderhemd onder de bovenkant van de onderbroek stoppen, ook zo'n werkje waarbij je bijna door je benen zakte van walging en verveling. Een buik kreeg hij ook al.
Ze begon um (num) de film te vertellen, maar na een tel of wat stootte bril-en-knoet ur aan en verzocht ur ur mond dicht te houden of anders de zaal te verlaten, ze zat niet bij ur thuis naar de televisie te kijken. Even vlamde drift in ur (tut) op, toen zag ze de redelijkheid van het verzoek in en bood ze haar excuses aan, gevolgd door een pepermuntje dat geweigerd werd, niet echter door num die, al fluisterde hij utself, een echte lekkerbek was, een ouwe snoepdoos, een regelrechte zoetekauw. Hij doofde zelfs zijn sigaar om goed van de zuivere pepermuntsmaak te kunnen genieten. Gek dacht ze, eerst bood num mij zun excuses aan en nu heb ik mun excuses aan de brillenknoet naast me aangeboden, waar moet dat eindigen? Net als het doorgeven van collectebussen.
Hij ging de badkamer uit, de slaapkamer in - daar lagen zijn overige kleren over een stoel en op de grond. Sokken konden nog wel een dag mee. Van zijn vrouw zag hij alleen heur haar, de rest ging verscholen onder de dekens. Overhemd, bovenbroek. Schoenen? Nee, pantoffels, hij ging immers niet de deur uit, maar werken, dat werd tenminste van hem verwacht, o groot onrecht! Hij liet zich in zittende houding op de rand van het bed zakken, helemaal aangekleed, reuze trek in koffie, maar waarom verdomme moest hij dat altijd zelf doen! En dan ook nog verhalen schrijven zeker. Moest het een geweldig grote blonde vrouw zijn of eentje van normale lengte, laten we zeggen 1 m. 70? Iets langer misschien en van alles had ze veel, op het vette af. Een grote warme flamoes.
Bij de tweede film zat num al met zijn grijpgrage vingertjes onder tut's rok. Ze had geen kousen aan, het was hartje zomer moet je rekenen.
Nee, hij moest het beter gemaakt weten. Haastige spoed is zelden goed. Wat een smaak in zijn mond, of hij zijn tanden nooit gepoetst had. En zijn vrouw die maar sliep! Hij ging naast haar liggen op de dekens. Liggende denkt men beter.
Toen het na de pauze weer donkerde in de zaal, wist ze het opeens. Hola tut, zei num een beetje geschrokken, toen ze um onder zun oksels pakte en resoluut op ur dijen nam. Maar zo kon hij tenminste wat zien; daar had hij per slot voor betaald. Hij leunde lekker achteruit in de comfortabele vleesfauteuil. Het duurde niet lang of zijn regelmatige ademhaling bewees dat hij in slaap was gevallen.
Hup, het bed af, naar de keuken, koffie zetten! In de keuken stonk het behoorlijk, een geur van gas en vuile vaat en onbeschrijfelijke viezigheid in het gootsteenbakje. De koffiezetter keek naar buiten, de lucht zat potdicht. Hoe lang nog moeder, hoe lang nog? Een hekel aan het leven, tamelijk bang voor de dood, er bleef weinig over. Het gewone werk. Hij draaide de koffiepot om (het was er zo eentje die je om moet draaien), deed vast suiker en koffiemelk in een kop. Het brood was op, dus dat spaarde verscheidene handelingen. Moest hij verdomme dan overal zèlf aan denken! Hij ledigde het gootsteenbakje in de vuilnisemmer, hij moest toch iéts doen. Eindelijk was de koffie doorgelopen. Nooit, maar dan ook nooit kwam er eens een telegram uit Mexico: uw aanwezigheid dringend gewenst en zeer op prijs gesteld, nóóit. En dan verwachtten ze nog dat je werkte ook! Lekker bakje, daar knapte hij van op. Nog maar een en ook een sigaret. Regende het nu wel of niet? Soms was alles zo egaal grijs dat je niet kon zien of het nu wel of niet regende.
Een zomerbuitje wekte um (num) toen tut na afloop van de voorstelling met um in haar armen over straat naar een taxistandplaats liep. Num sloeg zijn armen om haar hals en kuste haar wild. Zo liepen ze verder, zijn lipjes als een bloedzuiger (zoals je ze wel in sloten ziet als je jong bent) aan haar gezicht vastgezogen. Nou, die kon ur wat van! Alles werd zo zoet in en aan haar dat ze op haar benen wankelde en toen het haar te gek werd, trok zum los en zette num op de stoep neer. Aanhankelijk, maar toch ook fier, keek hij naar boven. Ze glimlachte naar beneden. Zo was num tut het liefst. Daar had je de taxistandplaats al. Ook in de taxi, op weg naar haar kamer, werd een flink potje gevrijd, maar gelukkig zei de chauffeur er niets van - was natuurlijk allang blij dat ze geen bezopen Finse matrozen waren. Wat had die num een lief kaal schedeltje! Telkens als ze een straatlantaarn passeerden, glom het even op.
De koffie op en nu naar boven, naar zijn kleine zolderwerkkamer, die hij niet meer kon zien, zoveel vellen had hij er al volgetypt op een machine, die hij ook niet meer kon zien, zoveel vellen had hij er al op volgetypt. Direct gaan zitten werken lukte nooit. Hij maakte het raam open, boog zich over de vensterbank, spoog in de goot. Het leek wel of het daar ergens ver weg, in noordwestelijke richting, wat lichter was dan hier vlak boven hem. Als dat doorzette