aardse dingen blootgelegd, of ook voor wie dat wil, daarheen en nergens anders leidt de niet te keren gang der menselijke driften. De auteur heeft zich tot taak gesteld om aan te tonen dat zijn materiaal zo en niet anders geschikt of voorbeschikt moet zijn. Wie die pretentie van een enkelvoudige orde opgeeft, verliest elk thema of hij moest de rangschikking zelf als onderwerp van rangschikking kiezen.
En dat gebeurt dan ook. Ter linker ligt Michel Butor, Réseau Aérien, texte radiophonique, NRF, Paris, 1962. ‘De tekst is bedoeld voor een uitvoering door 10 acteurs, 5 mannen: A B C D E, 5 vrouwen: f g h i j. De acteurs worden steeds paarsgewijs opgevoerd, telkens met een klein stuk dialoog, bestaand uit zes weerwoorden. Twee paren vertrekken gelijktijdig met het vliegtuig van Orly naar Nouméa, het één in westelijke, het ander in oostelijke richting. Bij elke tussenlanding stapt een paar uit en een ander paar vertrekt met een ander vliegtuig naar Parijs terug’. Het hoorspel bestaat uit de tweespraken, in alle combinaties die zich voordoen, in elk van de tien vliegtuigen. Deze dialogen zijn volmaakt oninteressant, soms dichterlijk en meestal platvloers, hun inhoud is dan ook zonder belang. Er ontstaat een réseau aérien, dat men zelf kan natrekken en aanvullen. Het poëtische element van reizen, en nog wel per vliegtuig, de zoete klank van verre plaatsnamen, het dient alleen maar als sierrand voor een nieuw soortluchtkartering.
Een overeenkomstige onderneming volbrengt Daniel Spoerri (Randstad, no 7, LRP 101) in zijn geanekdoteerde topografie van het toeval, uitgaand van een plattegrond waarop alle voorwerpen zijn getekend, die op 17/11/'61 te 15 u 47 op Spoerri's morsige tafel stonden en dus in zijn tableau piège trapten. Voor deze rangschikking van waarnemingen kan men echter veel minder respect hebben, omdat de anekdotering (het vertellen van gebeurtenissen in verband met de voorwerpen) betrekkelijk willekeurig geschiedt en het verslag zo uitloopt in een ordelijk roddelpraatje over allerlei vertrouwde huishoudelijke voorwerpen, eigenlijk onze beste vrienden. De fixering op 15 u 47 is bovendien ontkracht, doordat (zie het punt 53) sindsdien dingen zijn zoekgeraakt zonder beschreven te zijn.
Hier schiet niemand veel mee op. Het zijn ongetwijfeld grappige experimenten, maar ze doen niets af aan het feit van de chaos en de orde die er zijn moet. Ook in Wittgenstein's tractatus - waarvan ik nooit meer bekeken heb dan de decimaal-indeling, voor de rest heeft men zijn kennissen - bereikt de schrijver met zijn indicering niet meer dan een schikking naar logische afhankelijkheid, die de gewone van lees-volgorde doorkruist. Toch biedt de decimaal-indicering mogelijkheden. Met wat fantasie kan daarmee een n-dimensionale schikking verkregen worden volgens n ordeningsprincipes, zoals in sommige catalogi en ponskaartsystemen ook wel gebeurt.
Zo bedenken de vernieuwers allerlei kleine hervormingen maar het probleem blijft hardnekkig en ongewijzigd. Er is namelijk één gegeven waar geen minnelijke schikking mee te treffen is: de volgorde waarin de boekenlezer in zich opneemt - gewoon door langs de regels te kijken, hij kan tenslotte niet heksen en heeft ook maar één paar ogen - beslist. En nu kan men wel een ordening verzinnen waarin iedere leesvolgorde evenwaardig is, maar de schrijver schikt en de lezer beschikt. Hij begint waar het hem zint, bijvoorbeeld in detectives aan het eind en bij interviews in het midden. Het denkbeeld van de gelijkwaardige en meervoudige structuren is ontleend aan de mobiles van Calder. Maar die overziet men in hun totaliteit in één ogenblik en elk moment in een andere (aangenomen dat men er ver genoeg van af staat om het hele voorwerp in het blikveld te vatten). De totaliteit van een tekst komt regelsgewijs en dus beetje bij beetje over. De lezer beslist in welke volgorde (meestal van boven naar beneden, van links naar rechts), en eenmaal gekozen is voor hem elke andere opeenvolging een ongebruikte of latere, dus evenmin gelijktijdig als evenwaardig.
Wil de auteur de bewegelijkheid van zijn mededelingen bewaren dan moet hij uitgaan van de leesgewoonten. Hij kan bijvoorbeeld de verschillende gegevens zo gelijktijdig mogelijk onder de aandacht brengen, ze met zijn allen in één blikveld schuiven: een kranten-pagina. Telkens een pluk informatie staat onder een kop bijeen. Tussen die artikelen bestaan verbanden en bovendien is er een verhouding mer eerder verschenen afleveringen. Deze oplossing volgt natuurlijk niet noodzakelijk uit het voorgaande en is maar een heel gedeeltelijke doorbreking van de beperkingen van de boekvorm, maar hij staat er en wint aan aantrekkelijkheid. Een krant geeft veel meer mogelijkheid om de aandacht te trekken, elders heen te schuiven of juist in kolommenlengten te smoren. Krantenkoppen kunnen meer emotionaliteit doorgeven dan enig andere manier van communicatie of het moest muziek of redenaarskunst zijn.
De krant in zijn gebruikelijke vorm is onderworpen aan de conventies die de be-