prijsstijging (uitgedrukt door de zogenaamde Phillips-curve), doch de vastheid van deze relatie wordt ook wel weer betwijfeld; voor Nederland is de Phillips-curve een heel brede band, dat wil zeggen de correlatie klopt niet. Het staat voor mij allerminst vast dat wij ook niet zouden kunnen groeien door b.v. de stijging van de produktiviteit te vertalen in lagere prijzen inplaats van in hogere lonen; voor de winstprikkel zou dit misschien geen doorslaggevend verschil maken, mits iedereen het spel meespeelde. Maar daar zit de crux: het inflatiespel is makkelijker, het werkt aanstekelijker, het klopt meer met de psychologie van de vooruitgang dan het stabiele-groei-spel. Het opereert meer met illusies. Over die kant van de zaak zou men nog bladzijden kunnen doorschrijven, maar dat zou vervelend worden voor de lezer.
Eén redenering moet echter nog wel even worden genoemd, omdat zij de oorzaken van de inflatie verlegt tot buiten het eigen land - een zeer consequent afschuifsysteem. Er zijn verschillende varianten. De monetaire: het buitenland, daartoe geprikkeld door zijn eigen inflatie, koopt onze goederen en betaalt die met deviezen. Deze komen bij de Nederlandsche Bank terecht, die er uiteraard guldens voor moet betalen; deze guldens komen hier in de kringloop, zij vergroten de ‘liquiditeitenmassa’, en dat sticht op den duur inflatoir onheil. Een andere variant: ons lage loonpeil komt onder geweldige Europese spanning te staan en dat is niet te houden (in het midden wordt daarbij meestal gelaten waarom het écart, dat ons overigens geen windeieren heeft gelegd, van 1945 tot 1963 wél te handhaven was - maar wie daarover valt heeft geen gevoel voor de sociaal-psychologische noden van deze tijd, dat wil zeggen voor de geest van inflatie.)
Wat heb ik nu met het bovenstaande willen zeggen? Twee dingen. In de eerste plaats dat wij allen, hoe ook onze excuses mogen luiden, meedoen aan de inflatie. De groepjes die hun handen écht in onschuld kunnen wassen zijn gaandeweg kleiner en kleiner geworden. Ook het inhalen van algemeen betreurde achterstanden kan heel wel inflatoir zijn: neem als sterk voorbeeld het optrekken van de AOW-AWW uitkeringen, met een procent of dertig (terwijl deze bedragen verder aan de inflatoir stijgende lonen zijn gekoppeld). Men kan, zoals ik, op het standpunt staan dat dit optrekken gewenst is en tevens, dat het inflatoir werkt; want de extra-premie komt voor 1% in de prijzen terecht en voor 1% in de lonen; in beide gevallen wordt zij afgewenteld op de consument. Een stuk van de last, dat volgens velen nog te klein is ook, komt ten laste van de overbelaste schatkist - de zekere weg naar inflatie. Toch ben ik niet tegen de verhoogde uitkeringen. Dat houdt dus in, dat men, zoals ik, de inflatie pro tanto accepteert en het is eerlijker om dat dan maar te zeggen. Wij doen het met elkaar, zoals iedere automobilist aansprakelijk is voor zijn deel van de overbelasting der wegen, en hij moet niet de schuld geven aan de anderen die voor hem staan.
De tweede conclusie is, dat in een inflatoir milieu, waarin iedereen zich aan iedereen optrekt, één instantie moet proberen stand te houden: dat is de centrale overheid. Zij heeft tot taak, de inflatie in te dammen - een taak die niet rust op individuele ondernemers, loontrekkers, verbruikers, bankiers of belastingbetalers. Zij moet inmuun trachten te blijven voor de besmetting, en weerstand bieden tegen de druk die op haar wordt uitgeoefend. Er is geen enkele theorie, die de verantwoordelijkheid van de Regering terzijde kan stellen. Zelfs de redenering, dat het buitenland het heeft gedaan kan geen uitkomst bieden (want de extra-liquiditeiten, zie boven, die uit de betalingsbalans voortvloeien kunnen worden afgeroomd door schuldpolitiek of andere kunstgrepen; de ruimte voor de export in het produktieapparaat kan worden afgedwongen door binnenlandse bestedingsbeperking; en het Europese kostenverschil kan, als men er dan toch zo graag af wil - maar het valt te hopen dat wij niet aan de inblazingen der belanghebbenden gehoor geven - door revaluatie van de gulden op een niet-inflatoire manier worden opgeruimd). Nee, het is de overheid die eenzaam overblijft als enige bestrijder van de inflatie. Zij wordt bij die taak voortdurend voor de voeten gelopen, en het gevaar is permanent aanwezig, dat zij bezwijkt voor de pressiegroepen. Ieder weet al waar ik het nu over heb: over de aangekondigde belastingverlaging met 1 miljard, die deze Regering voor haar verantwoordelijkheid heeft durven nemen in een situatie, die naar zij zelf aangeeft, zo inflatoir is als een luchtballon. Maar dat wil ik nu niet inwrijven - dat moet de SER maar doen, die over de plannen om advies is gevraagd. Mijn conclusie is nu, dat wij de overheid, waar mogelijk, moeten helpen bij haar ondankbare taak. Althans in gedachten. Dat helpt misschien niet veel, maar het geeft toch een kleine
verschuiving in het krachtenveld, waarin het beleid moet worden gevoerd. Ken Uzelve - dat is de strekking van dit stukje en in die spreuk ligt tevens het begin van de inflatiebestrijding.
J. Pen