Bok
H. van Galen Last
K. van het Reve's lofzang op W.F. Hermans' Mandarijen op zwavelzuur in het vorige Hollands Maandblad lijkt mij typerend voor een bepaalde waardering van het verschijnsel polemiek, die in Nederland zeker niet alleen tot de slavisten beperkt blijft. Al dadelijk wordt vastgesteld dat Hermans' manier van schrijven ‘fascistisch’ noemen een ‘onzinnige en onbeschaafde beschuldiging (is), want Hermans is geen fascist (cursivering van mij, H.v.G.L.) en zijn manier van poleniseren is niet fascistisch, al was het maar omdat hij bepaalde goedkope scheldwoorden niet gebruikt.’ Een opmerkelijke manier om het fascisme te reduceren tot onbekendheid met Amy Groskamp-ten Have en haar voorschriften ten aanzien van hoe-het-hoort. Al degenen die in de openlijke verachting voor de waarheid - wat nog iets anders is dan het liegen terwille van de ene grote waarheid, dat bijv. door jezuieten en communisten werd en wordt bedreven - één van de opvallendste kenmerken van de fascistische geest hebben gezien, worden door K. van het Reve met één zwaai van tafel geveegd: geen goedkope scheldwoorden? dan geen fascist.
Nu heeft K. van het Reve erkend dat Hermans in zijn aanvallen op Ter Braak, Du Perron en Gomperts niet de hele MtB, EdP en H.A.G. laat zien. Allicht, een polemicus, dat hadden wij ook al gesnapt, is bevooroordeeld en hij hoeft niet te laten zien wat hij niet ziet. Waar het op aankomt, en dat punt werd door K. van het Reve zelfs niet aangeroerd, is de vraag naar het gehalte van de goede trouw achter de aanval. Deze goede trouw wordt niet gegarandeerd door de gedrevenheid die Hermans in verschillende van zijn polemieken vertoont. Dat met name Ter Braak en Du Perron hem iets ‘gedaan’ hebben, dat zij voor hem twee stenen in onze literatuur vormen waartegen hij steeds weer op de pijnlijkste wijze zijn lange tenen zal blijven stoten - niemand die zich daarin zal vergissen. De Mandarijnen zijn inderdaad geschreven met het accent vaak van een voor de schrijver zelf noodzakelijke afrekening; die ‘waarheid’ hebben zij. K. van het Reve nu had kunnen weten, als iedereen die Ter Braak en Du Perron heeft gelezen, dat Hermans vervolgens iedere controle op de eigen haat, jaloezie of welke onlustgevoelens ten opzichte van de anderen ook, prijs geeft en voor geen enkele moedwillige onwaarachtigheid terugschrikt om ze tot zijn ‘slachtoffers’ te maken. Het zijn onwaarachtigheden, zeker, die met hardnekkige ernst worden gedebiteerd: W.F. Hermans voornaamste kracht als polemist schuilt daarin dat hij de indruk wekt bereid te zijn, niet als wijlen Maarten Luther voor één Laatste Waarheid, maar voor ieder van zijn leugens te sterven.
Als men Hermans' polemieken nu als een zelfportret van de auteur wil lezen, mij best, dat is ook een manier om hem als polemist onschadelijk te maken. Maar dat de waarheidzoeker die de hoogleraar K. van het Reve toch ambtshalve is, geen enkel onderzoek instelt naar het waarheidsgehalte van Hermans' beweringen over zijn tegenstanders, en alleen aandacht heeft voor de ‘elegantie’ van een stijl ‘die de moeite van het bestuderen waard is’, vind ik een merkwaardige vorm van professoraal aestheticisme. Dat K. van het Reve inderdaad geen enkel gevoel heeft voor de verantwoordelijkheid van de polemist, bewijst mij trouwens zijn verraderlijke, want door niets waar gemaakte en bovendien nog zo onelegante trap die hij in zijn stuk voor Renate Rubinstein heeft bestemd.
De bespreking van K. van het Reve levert het bewijs hoe nuttig in Nederland de uitvoerige beschouwing is die J. Weverbergh in het tijdschrift Bok publiceerde over de onjuistheden die alleen al te vinden zijn in wat W.F. Hermans over Du Perron schreef. Eén voorbeeld van een Hermanse vergissing: hij laat Du Perron in 1933 f 5000. - erven, ‘nog altijd f 20000. - anno 1963’, voegt hij er trouwhartig aan toe, waarna hij zijn bedoeling duidelijk kan maken: wie zo'n bedrag erft, moet niet zaniken, de burgerjongen, over geldzorgen! Het zou een aanvaardbare conclusie lijken, als Hermans niet een nul als toegift had gegeven: Du Perron erfde, zie Het Land van Herkomst, hdst. 29, geen f 5000. - maar f 500. -, of wel f 18000. - minder dan Hermans hem, anno 1963, had