niet door te stemmen. Parlementen maken communicatie mogelijk tussen regering en volk, zij regeren het volk niet zelf.
Kabinetten behoren te regeren met het vooruitzicht dat zij, als ze dat wensen, hun wettelijke termijn geheel kunnen uitdienen, dat zij, als ze dat wensen, in elk geval voor zó ver vooruit plannen kunnen maken, en dat zij hun wetgevingsprogramma er zonder wezenlijke amendering door kunnen krijgen; maar zij behoren dat altijd in het volle daglicht te doen, en in het besef dat al wat zij beweren verzet kan oproepen op een plaats waar de kritiek bij uitstek op een gezaghebbende, deskundige en publieke manier wordt beoefend. Controle betekent invloed, geen dwingende macht; advies, geen bevel; kritiek, geen obstructie; onderzoek, geen begin van wetgeving; en, bovenal, openbaarheid, geen geheimhouding. Dit lijkt mij een realistische vorm van parlementair toezicht dat op elke regering zijn invloed heeft en dat geen regering, als zij verstandig is, geheel links kan laten liggen. Want ‘al dat gepraat’ - om met Hitler te spreken, die parlementen ‘kletscolleges’ noemde - houdt een regering op de hoogte van wat haar te wachten staat naarmate het abstracte begrip ‘publieke opinie’ dichter en dichter nadert tot de concrete werkelijkheid van ‘de kiezers’. Een heel zwakke plek in de werking van een autocratie is dat het zo moeilijk is iemand de waarheid te laten vertellen; een van de sterke kanten van een vrij regime is dat uitkomen voor de waarheid het systeem niet zal deren, al kan het natuurlijk wel pijnlijk zijn voor bepaalde kabinetten.
Kabinetten zijn krachtige en volwassen colleges; de kiezers verwachten er grootse daden van, en in de strikte zin vallen zij niet onder het ouderlijk toezicht van het parlement. Maar men mag aannemen dat ze zeer gevoelig zijn voor welgemeende kritiek en adviezen uit de familiekring, al was het alleen maar (of misschien bovenal) omdat zij er een aanwijzing in kunnen zien hoe andere mensen over hen denken; en ook natuurlijk omdat ze ten slotte een deel van de tijd met hen in hetzelfde overvolle huis zullen moeten doorbrengen.
Kabinetten verdienen lof in zover zij zich, vrijwillig en van harte, openstellen voor beïnvloeding, advies, kritiek en openbaarheid. En zij verdienen blaam in zover zij onplezierige discussies trachten te ontlopen en hun motieven, soms zelfs hun daden, proberen geheim te houden. Parlementen verdienen lof of blaam naarmate zij erin slagen een apparaat op te bouwen dat voor informatie en openbaarheid zorgt en dat grote macht bezit door een indirecte invloed op de algemene verkiezingen, niet door een directe invloed op de wetgevende arbeid van de regering (wat, zoals in het Frankrijk van de Derde en de Vierde Republiek, tot een voortdurende reeks van wankelende kabinetten zou leiden).
Dit uitdelen van lof of blaam is geen gemoraliseer, maar een kwestie van verstandig redeneren. Een regering die aan een dergelijk toezicht onderworpen is zal het contact met de publieke opinie niet gauw verliezen. Ze mag zich dan misschien niet beijveren om de publieke opinie, op te voeden, maar haar negeren of uitschakelen kan ze ook niet. Een parlement moet dus niet beschouwd worden als het eindstation, maar als de aanzet en de versterker van een communicatiesysteem dat de regering informeert omtrent hetgeen de kiezers (terecht of ten onrechte) verlangen, en de kiezers op hun beurt voorhoudt wat binnen het raam van de beschikbare middelen mogelijk is (hoezeer de opvattingen over wat mogelijk is misschien ook uiteenlopen).
In enkele woorden: een parlement moet men beschouwen als juist datgene waarom sommige mensen er niets van moeten hebben, ook al zouden ze zich nooit zó sterk uitdrukken: als een voortdurende verkiezingscampagne. Verkiezingen worden niet gewonnen of verloren door verkiezingscampagnes-op-het-laatste moment, maar door beïnvloeding van de openbare mening over een veel langer tijdsverloop (soms wel, lijkt het, over eeuwen). Die openbare mening wordt voortdurend tot uiting gebracht in het parlement. Het parlement is natuurlijk niet de enige instelling die de publieke opinie stem geeft en uitdraagt, en tegelijkertijd beinvloedt. Het is belangrijker dan radio en pers, maar van dezelfde soort; men zou bijna zeggen van dezelfde soort als alle schrijven en praten dat, op welke manier ook, direct of indirect, met politiek te maken heeft.
Bijna alle parlementen schieten op het ogenblik tekort in het maken van een zo goed mogelijk gebruik van de middelen om informatie te vergaren die aan een regering afbreuk kunnen doen, en die informatie openbaar te maken. De procedures zijn bijna allemaal uit de tijd, stammend uit een periode van laissez-faire toen parlementen op gezette tijden regeringen naar huis konden sturen zonder dat het er veel toe deed. Sommige regeringen komt het bijzonder goed uit als parlementen zich erop toeleggen het verkeerde te doen. Parlementen geven gewoonlijk veel te veel tijd aan het doen alsof ze overwegen wel of niet de