Wat was zijn huisnummer?
In de trein van 23.40 uit Hilversum (belangrijk!) zat ik tegenover een heer van middelbare leeftijd (belangrijk!), die mij toevertrouwde dat het product van zijn grootouders zevenennegentigmiljoennegenhonderdzestigduizendtweehonderdrie was. Ik vreesde met een puzzelaar te doen te hebben en mompelde iets van dat hijzelf dat product van zijn grootouders wel zou zijn. Hij glimlachte en verduidelijkte: ‘het product van de leeftijden van mijn grootouders is 97960203’.
‘Zo’ zei ik, een boek te voorschijn halend, ‘dan moeten die grootouders van u wel 97, 99, 101 en 101 jaar oud zijn.’
‘Heel goed’ zei de man, ‘vraagt u me nu eens hoe oud ik ben’.
Ik vroeg: ‘Hoe oud bent u?’
Hij antwoordde: ‘De som van de cijfers van mijn leeftijd is wel oneven maar niet priem’.
‘Dat vroeg ik niet’ zei ik ‘ik vroeg (op uw eigen verzoek, want het interesseert me niet in het minst): hoe oud bent u?’
‘Nu moet u niet boos worden’, was zijn antwoord, ‘maar mijn leeftijd bestaat uit twee gelijke cijfers’.
Een dame in de coupé aan de overgang van het gangpad, die ons gesprek aandachtig had beluisterd, slaakte een kreet van ontzetting: ‘twee gelijke cijfers, en hun som is oneven?’
Om van het gezeur af te zijn zei ik: (U bent dus 55, en het is nu kennelijk één minuut over twaalf. Gisteren was u 54, want alle andere combinaties geven een som die priem is. Gefeliciteerd met uw verjaardag.’
De man was even verslagen, maar vroeg toen: ‘Hoe oud bent u?’ Ik antwoordde naar waarheid: ‘De som van de delers van mijn leeftijd is gelijk aan mijn leeftijd’ en voor de man kon gaan denken: ‘kortom ik ben 28 jaar’.
‘De sommen van de cijfers van onze leeftijden...’ begon de man, maar ik heb de pest aan puzzelen, en vluchtte weg naar de coupé achter hem. De dame had kennelijk wel zin. Ik hoorde haar vragen: ‘Hoeveel kinderen heeft u?’
‘Zoveel’ (hierbij stak de man kennelijk een of meer vingers de lucht in, maar hoeveel kon ik natuurlijk niet zien.)
‘Wat is de som van de leeftijden van uw kinderen?’
‘Zoveel’ (weer zag ik niet hoeveel vingers de lucht in gingen.) ‘Nou’ sprak de dame ‘ik weet het nog steeds niet.’
‘Dat is dan niet so slim van u’ zei de ellendige dokter Lastpost. ‘Ja, maar, hoe kan ik nu weten of u niet liegt?’
Ik juichte, maar de man was gróót in zijn verwerpelijke liefhebberij. Ik hoorde hem zeggen: ‘Heel juist, mevrouw, daarom geef ik u hier een leugendetector, die op mijn pols en achter mijn oor is aangesloten. U moet wel wat dichterbij komen zitten, het draadje is niet zo lang. Zo, dat is gezellig. Nu kijkt u naar dit wijzertje, zo gauw het op het rode stukje komt, lieg ik.’
‘Tsjonge, dat is interessant. Vertelt u me nu eens: waren die twee vingeropstekerijen van daarnet naar waarheid of niet?’
‘Een keer wel, de andere keer niet’
‘Heeft u precies één kind?’
‘Inderdaad!’
De dame verzonk in diep gepeins, maar kon de oplossing niet vinden. Ik begon de stilte achter me net verdacht te vinden, toen de heer zei: ‘kom, ik zal u helpen; ja kijkt u maar op de leugenontdekker. Het product van de leeftijden van mijn kinderen is gelijk aan mijn huisnummer’. Nu wist de dame, evenmin als u of ik, wat zijn huisnummer was, maar toch riep ze: ik weet het!
En ik wist het ook, terwijl ik niet eens had gezien hoeveel vingers de man in de lucht stak. Weet u ook kindertal en leeftijden van de kinderen van de man in de coupé achter me? Uw oplossingen moeten vóór 5 april binnen zijn bij de redactie van dit blad, waardoor u meedingt naar de prijs: een boek.
Raoul Chapkis