deze grimmige vrucht van het burgerlijk realisme. Pancras Duif was in handen van Richard Flink een mooi-ruige nakomeling van King Lear. Een enkel rolletje teveel in een typetje getrokken, overigens goedgemikte regie en rol van Jan Teulings. Ook Steye van Brandenberg regisseerde er vindingrijk en geinspireerd op een van Goldoni's ijle intrigetjes: Roddels en Fijne Vijgen. Olijke costuums, decors en vertaalvondsten (Dolf Verspoor!) leken enigermate verspild aan deze niet eens zo mooie zeepbel, waarin door tallozen vaak heel aardig werd geacteerd.
ensemble
De ingeslagen bom: Toergenjew + Sjarow (vorig jaar: Een maand op het land) is nog eens beproefd met De Klaploper. Er was een zwak gegeven in deze moliereske Comédie de moeurs. De zielige oude arme landedelman werd formidabel gespeeld door Max Croiset. Een heel wat zwakkere bezetting speelde zijn kwelgeesten. Veel pittoresk achtergrondgedoe in de vertrouwde Sjarowstijl. De bijdrage aan het Heyermans-jaar was hier Robert en Bertram en Comp. Een oud kermisgegeven uitgewerkt tot een ietwat langdradige boevencomedie, waarin twee lekkere schurken van Ton van Duinhoven en Johnny Kraaykamp. Vindingrijke verwikkelingen maar niet genoeg; in aardige decors.
centrum
Er werd een ietwat onnodige cultuurdaad gesteld met Goethe's Iphigeneia in Taurië, waarvoor Zwitserse regisseur Freitag was ontboden. Men ziet een vreemd statisch-etherisch gedeclameer, waarmee Goethe's geïdealiseer ons niet verzoenen kan. Dán acteerreuzen als Guus Hermus en Elisabeth Andersen liever in Euripides' Iphigeneia. Volgende keer zing ik 't wel bleek geen toneelstuk maar een poging om er alsnog één te maken uit een discussie over de menselijke eenzaamheid en de zin van Het Leven, die gehouden wordt door een vijftal acteurs die het leven van een kluizenaar willen uitbeelden. Hevig geëxperimenteer met soms grappige filosofietjes van James Saunders. De vijf mensentypen zijn prachtig benaderd speciaal door Bep Dekker en Gerard Hartkamp. De beste bijdrage was van Engelse regisseuse Shirley Butler.
studio
Ons avant-garde gezelschapje heeft zich actief en verdienstelijk betoond met een drietal Nederlandse voorstellingen. Heyermans Wijze Kater bleek geen ‘boosaardig sprookje’ meer, maar een gezellige kindermatinee over natuurkrachten die de mens te slim af zijn. Niet diep, maar wel erg leuk aangekleed en in een decortje dat zich amusant liet changeren. De koning van Wim van den Brink was nog aanmerkelijk beter dan de niet onverdienstelijk beestachtige kater van Henk van Ulsen.
Pas op dat je geen woord zegt van Frenkel Frank was een ingenieus spel met de theatermogelijkheden, waarin een jofele Amsterdamse kamerverhuurster herinneringen ophaalt. Zij worden chronologisch ordeloos, maar dramatisch zeer werkzaam door elkaar heen zichtbaar gemaakt. Veelzijdige centrale rol van Nel Koppen maakt er nog meer dan een genoegelijk blijspel van. De opzet is overigens het enige spitse aan het stuk. Voorts was er een éénacteravond met twee dichterlijke werkjes van de jeugdige Brent Bezemer en één stukje absurdisme van de nauwelijks iets oudere Henk Sparreboom.
In deze volgorde was De Schaft een dramatisch gespannen gesprek tussen twee arbeiders over hun verhoudingen tot een rijkaard, De Zwanen een wat al te symbolisch sprookje over een jongeman die de liefde leert kennen en De Stenen Salomo een experimenteeltje over twee mannen die een soort godsoordeel over zichzelf afroepen voorzien van veel modieuze choqueer-middelen. Vooral de regie van Peter Oosthoek en Jurg Molenaar deed hier voortreffelijk werk.
nieuwe komedie
Hier moet men de heerlijk door Erik Vos volgeregisseerde Knecht van Twee Meesters (al vermeld) liever gaan zien dan de wat miezerige, zeer amateuristisch gebrachte Shakespeare-cocktail What's in a name? Het antwoord is: in ieder geval meer in die van Shakespeare dan hier bleek, ook al had men het geheel onhandig proberen op te fleuren met gezang-uit-de-tijd-zelf.
Hans van den Bergh