delen per jaar, maar meer omdat niemand in staat is met vrucht zes dikke dundrukdelen van Russische negentiende-eeuwers in één jaar uit te lezen. Het bleek, dat de goedwillenden per jaar twee delen konden verstouwen, geen zes. Nu de aanvangssnelheid er een beetje uit is, blijkt dat bijvoorbeeld Toergenjev, waar men eerst niet aan wou, gaandeweg uitverkocht dreigt te raken. De kopers van Dostojevski, Tsjechov, Gogolj e.a. zijn nu op hun gemak bezig hun Russische bibliotheek te completeren. Dit jaar wordt een begin gemaakt met Tolstoj: Anna Karenina, klemtoon asjeblieft op de e - daar doet u alle slavisten een plezier mee. Er komen in het geheel acht delen van Tolstoj. Verder staan Saltykov en Pisemski op het programma - minder algemeen bekende goden met hun eigen aantrekkelijkheden. Buiten de Russische Bibliotheek valt Garsjin, niet omdat hij te onbelangrijk is, maar omdat hij te dun is voor de Russische Bibliotheek. Hij zou er tussenuit vallen. Zijn oeuvre is met zo'n bladzijde of driehonderd wel bekeken. Paradoxaal genoeg, komt hij nu in een Witte Olifant van Van Oorschot terecht. Men verzuime tezijnertijd niet zijn verhalen en novellen te lezen; het zijn juweeltjes.
Nu
Jeanne d'Arc van Dreyer in een aan onze bioscoopgewoonten aangepaste versie weer in verschillende theaters in ons land draait, zal het menigeen net als het mij deed interesseren wat er terecht is gekomen van Falconetti (Marie), die zo indrukmakend de hoofdrol speelde. Welnu, zij stierf, om maar meteen bij het eind te beginnen, op 45-jarige leeftijd en volkomen vergeten in Buenos Aires. Voordat zij in Jeanne d'Arc speelde, was zij toneelactrice en verdiende geld bij door cosmetica te adverteren. Het lot wilde, dat zij op bevel van Dreyer in de film in het geheel geen make-up mocht laten aanbrengen. Dreyer wilde alles zo echt mogelijk. Hij liet aan de hand van de miniaturen in het
Livre des Merveilles van ± 1400 nauwkeurig het kasteel waarin hij het proces wilde situeren nabouwen, met echte torens op alle hoeken. De muren waren echter slechts tien centimeter dik en rose geschilderd, wat als grijs op het celluloid zou komen, dit om te contrasteren met de witte lucht. Het complete ‘stadje’ had ongeveer de grootte van het Trafalgar Square, vertelt Dreyers biograaf Ebbe Neergaard in het Engels. Ik zou Trafalgar Square graag in het Nederlands vertalen, maar ik ken de grootte van de Dam niet in vergelijking met Trafalgar Square. Het was in ieder geval een kostbare aangelegenheid, en de geldschieters
waren nogal ontstemd erover, dat zo'n heel kasteel moest worden gebouwd voor een film van vrijwel louter close-ups. Dreyer wilde het gros van de opnamen door laaggeplaatste camera's laten nemen en liet daarom in de muren ettelijke gaten hakken waaruit men zou kunnen filmen. Zijn medewerkers noemden hem daarom Carl Gruyère, maar zijn assistent zag de ware betekenis van deze manier van filmen: wij maakten deze film op onze knieën, heeft hij gezegd. Falconetti schijnt, vooral nadat zij ingespeeld was, de bedoelingen van Dreyer steeds feilloos te hebben kunnen uitbeelden, als het ware van binnenuit, zoals ook Stiefbeen Sr. zijn rol blijkens de kranteberichten van de laatste tijd schijnt op te bouwen. Onder Dreyers directie was zij een groot ‘actrice’. Zij maakten elkaar beroemd, en de film tot een onvergankelijk meesterwerk. Op de wereldtentoonstelling in Brussel in 1958 werd de uitslag bekend gemaakt van de lijst van 12 beste films aller tijden, samengesteld door 117 filmcritici uit 26 landen. Voor de aardigheid geef ik die lijst nog even: 1. Pantserkruiser Potemkin. 2. Goldrush. 3. Fietsendieven. 4. Jeanne d'Arc. 5. La Grande Illusion. 6. Greed. 7. Intolerance. 8. De Moeder. 9. Citizen Kane. 10. De Aarde. 11. Der letzte Mann. 12. Het kabinet van dr. Caligari. Een aantal filmmakers heeft in aansluiting op deze lijst zes namen ervan alfabetisch uitgekristalliseerd: de eerste vijf van de genoemde twaalf, plus De Moeder. In beide gevallen werd dus niet getwijfeld aan Jeanne d'Arcs eretribuneplaats. Wat gebeurde er echter met Falconetti? Oogstte zij haar roem? Zij stierf in 1946 in Buenos Aires zonder nog ooit voor de film te hebben gespeeld.