dat de schrijvers door deze regeling toch al in een heel bijzondere positie verkeren. Zij zijn de enige categorie staatsburgers die van de overheid een speciale honorering krijgen voor hun prestaties’. Het was duidelijk wat hij bedoelde: schrijvers moeten blij zijn met alles wat Okkie hun toestopt en verder niet zeuren. En de toneelspelers dan bijvoorbeeld? ‘Nee, zei hij streng, er is geen acteur die rechtstreeks geld ontvangt van het departement’. Dat is waar, want de subsidie gaat naar de gezelschappen als geheel en niet naar de spelers afzonderlijk. Maar dat is nu precies wat ook een zoveel rechtvaardiger oplossing lijkt voor de literaire tijdschriften: één behoorlijke subsidie per tijdschrift, waarvan ook de medewerkers profiteren omdat door de subsidie betere honoraria betaald kunnen worden, met uiteraard de verplichting voor uitgever en redactie om rekening en verantwoording af te leggen over de besteding van het subsidiegeld.
Daarna hebben wij gediscussieerd over de vraag of het waar is dat er 400 woorden staan in een kolom van het
Hollands Maandblad, en niet 300 zoals het departement in zijn becijferingen had aangenomen. Okkie moest even terug naar zijn kamer om dat met zijn medewerkers nog eens na te rekenen. Ja hoor, kwam hij na een paar minuten terug,
dat hadden ze misschien toch wat te krap berekend, een kolom was inderdaad bijna 400 woorden. - Nee, niet bijna, maar precies. - Nou ja, dat kon dan ook wel, zij hadden nu uitgerekend dat een kolom uit 61 regels bestond, een aantal van die regels uit zes, de meeste uit zeven en een paar uit acht woorden.
Ik vroeg hem waarom het essay over Teilhard de Chardin in het maartnummer niet als essay werd beschouwd. Okkie haalde het nummer erbij en bladerde wat door het stuk. ‘Tja, dat lijkt mij ook wat vreemd, dat moeten wij misschien toch nog eens rustig bekijken. Het zou wel goed zijn als u nog eens opgaf welke van de nietgehonoreerde bijdragen naar uw mening toch beslist wel voor subsidie in aanmerking komen en ook welke bijdragen wij te laag zouden hebben berekend’. Vriendelijk bedoeld, maar waarom verbetert Okkie zijn fouten niet zelf?
Het Hollands Kwartier van N. Scheepmaker kwam aan de beurt. Nee, het speet hem wel, maar dat kon hij toch werkelijk met de beste wil ter wereld niet beschouwen als literatuur. Maar een journaal is toch een mooi literair genre? Ja, dat is zo, maar toch, als wij daaraan gaan beginnen dan is het eind weg. Maar wat is dan literatuur? Alleen gedichten en korte verhalen? O nee, het