werkelijkheid, is er toch iets van waar dat in de jeugd stadia worden herhaald die bij lang geleden uitgestorven voorouders tot de volwassenheid behoorden.
Er is bij kinderen die goed te eten hebben, die speelruimte hebben en ouders waar ze bij kunnen schuilen, een soort natuurlijke zekerheid die wijst op het bevredigd zijn in een aantal weinig plastische instincten. Deze zekerheid herkennen we in de poëzie, in de tekeningen en in de verhalen van jonge kinderen. Om het volwassen stadium te bereiken moet hier drastisch ingegrepen worden. De taal wordt ontleed tot combinaties van letters, waardoor de vroegere poëzie verdwijnt. Aan de beeldende vermogens worden zelfs in het moderne tekenonderwijs grenzen gesteld en vooral doelen: kijk toch eens hoe dat werkelijk in elkaar zit. De vertellingen moeten zich langzamerhand gaan houden aan logica, aan waarheid die door anderen te controleren valt. De agressiviteit wordt omgebogen tot ambitie, etc. etc.
Ik las ergens een notitie, maar ben vergeten waar, van Tolstoj, een indruk bij het bezoek aan een schoolklas. Het gevoel van schuld, alsof hij tegenwoordig moest zijn bij een afschuwelijk onrecht.
Cyril Conolly schrijft in een verslag over zijn tamme halfaap - nog zoveel primitiever voorouder dan kinderen en apen - dat deze in het bezit is van the lost virtue of irresponsibility.
De boeken van Schierbeek zijn natuurlijk vreemd, maar als ik me tot de leesbare boeken beperk, is Lydia en de Zwaan van Jos Ruting (Meulenhoff) toch wel het vreemdste boek dat ik in de Nederlandse taal ken.
Ruting, die op de leeftijd is van drie pubers tezamen heeft het niet vergeten van de school waarvan Van het Reve zegt: ‘wie hier binnen gaat late alle hoop varen’. En wie zijn reacties regelmatig leest in Podium op nieuwe misdaden door politie tegen jongeren begaan, door politici tegen jongeren begaan, over tuchtscholen, leger, de volwassen mening en kranten over nozems etc. weet dat een deel van Ruting de kwetsbaarheid en phantaisie heeft bewaard die kinderen van nature bezitten en die pubers onder veel dwang, na een wanhopig gevecht van jaren moeten verliezen.
Lydia en de Zwaan is een verheerlijking van de virtue of irresponsibility. Het heet de gedachten en belevenissen van een klein meisje. Met een volstrekte afwezigheid van puritanisme (dus ook niet vervallend in overdrijving) geschreven over sexualiteit en sensualiteit.
Tot in de kleinste details herhaalt zich het thema van de uitgekristalliseerde maatschappelijke dwang en de bevrijding in onverantwoordelijkheid en phantaisie. Bij het vandalisme t.o.v. een voor het slopen bestemde schuur (slopen is geen vandalisme, want is afgesproken, betaald, begint op vaste tijd etc.): ‘Hij gooide keihard, de steen vloog snel en strijkelings langs de glaswand, raakte