Hollands Maandblad. Jaargang 5
(1963-1964)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 36]
| |
Brief over Nescio
| |
[pagina 37]
| |
aan haar gevraagd had, hoe zij het ‘dichtertje’ vond. Haar antwoord: Meneer, dat heb ik nooit willen uitlezen. Die Dora, dat is mìjn zusje. Ik zeg tegen pappie: ‘Nou, dat vind ik nou niet leuk van je pappie, je hebt ons hele huis er ook in beschreven! Nee ik vind het niets leuk. Ik heb 't nooit willen lezen. En pappie, die zat maar een beetje te lachen’. Mijn vermoeden, dat dat verhaal sterk auto-biografisch was, zo sterk zelfs dat Mevrouw Grönloh intuitief aanvoelde, dat zij Coba was, is hiermee bevestigd geworden. Nochtans is Nescio zijn vrouw zesenvijftig jaar lang trouw gebleven. En om nu weer terug te komen op het voorgaande omtrent de franse romans. Ik denk wel te begrijpen, dat Nescio liever niet had, dat zijn vrouw Zola ging lezen. Niet omdat het zo slecht vertaald was, maar omdat hij wist dat zij niet zou begrijpen, dat hij zo'n ‘vieze’ roman las. En zij heeft zich trouw aan het verbod gehouden. Zij heeft een eigen bibliotheek, die ze mij laat zien. Een stuk of veertig boeken. Nobelreeks, Margrietserie, een paar pockets. Dan drinken we thee en ik vraag of er nog wel wat gepubliceerd zal worden. ‘O ja, zegt ze, maar stelt U zich daar niet teveel van voor. 't Is allemaal hetzelfde hoor. Dat zei een vriendin van mij laatst nog. Als je één verhaaltje gelezen hebt, weet je de rest wel. Zo is het toch ook eigenlijk!’ Later blijkt, dat ze ook nooit zo precies las wat Nescio schreef. Als we samen Tirade doorbladeren, leest ze hele fragmenten, waarvan ze het bestaan niet vermoedde. Ze leest me een gedeelte hardop voor. De bril zakt op het puntje van haar neus en ze lacht steeds terwijl ze leest, alsof ze herkent. ‘Hij kon nooit erg lang schrijven, want daar kreeg hij nog sterker hoofdpijn van. Als pappie ging schrijven moesten de kinderen en ik in de achterkamer. We mochten niet veel kabaal maken! Nescio zat in de voorkamer met zijn hoofd gesteund in de handen. Om zijn hoofd geklemd een natte handdoek. Tegen de hoofdpijn...’ Nescio liet haar nooit lezen wat hij schreef. Ze mocht het wel uit zijn map nemen, maar ze heeft het nooit gedaan, ook niet na zijn dood. Ze las pas als iets gepubliceerd was. De vader van Nescio heeft er zich nooit voor geinteresseerd. Zijn moeder was trots op haar zoon, die verhalen publiceerde. | |
Leo Vroman
Januari
De grond is nu vervelend koud:
verglaasd fossiele voetafdrukken,
eens in een sneeuw, zijn nu wrede stukken
ijskorst van een maand oud.
| |
[pagina 38]
| |
Zijn aftreden als direkteur van de handels firma was te wijten aan zijn steeds groter wordende hoofdpijnen, die steeds vaker terugkwamen. Het bedrijf was niet joods, maar moest ten gevolge van kontaktmoeilijkheden in 1940 gesloten worden. De zaak werd opgeheven. Volgens Mevrouw Nescio heeft haar man nooit pensioen gekregen. Ze hebben lange tijd geleefd van de opbrengsten van de literaire werken van Nescio, hoe weinig het ook was.
Nescio was geen aanhanger van een bepaald geloof. Uiteraard. Toen hij op een gegeven dag ontdekte, dat hij zelfs op de index stond heeft hij daar heel veel plezier om gehad. Met Jan de Wilde (Bekker), Rombouts (Ploeger) en Johannes... de naam is me ontschoten (Johannes Bavink) begon hij inderdaad in Huizen een soort kolonie. Jan de Wilde was kantoorbediende en kocht zes akkers voor de prijs van 600, - (nogal een bedrag in die tijd). Er is naderhand nog wel wat te doen geweest, toen Nescio 200, - moest betalen voor de mest, die Rombouts op het land nodig had. Rombouts verzorgde het land en woonde er. In het week-end kwamen de gezworenen bij elkaar in het hol van Rombouts midden op het land. De man op wie de figuur van Bavink is geïnspireerd is inderdaad kunstschilder geweest. Het is hem echter niet voor de wind gegaan. Later is hij bij de Gemeente gegaan en heeft gaspenningen opgehaald en gasmeters gekontroleerd. Mevrouw Grönloh is een keer bij hen op bezoek geweest en heeft toen keiharde groene bonen moeten eten. Ze moet er vrolijk van lachen als ze daar weer aan terugdenkt. De figuur Hoyer (Hooier) is gefingeerd. Althans niet voorkomend in deze groep. Geen van de gezworenen is nog in leven. Nescio is ervan overtuigd geweest, dat hij in ieder geval een der beste auteurs was van Nederland. Vanaf zijn eerste verhaal af. ‘Pappie zei altijd: Nu erkennen ze me nog niet. We moeten geduld hebben Je zult zien, dat ik gelijk krijg. Later... Later...’ Ik hoop dat ik U met dit verhaaltje een paar nieuwe dingen heb kunnen vertellen over Nescio. Hij is het meer dan waard, dacht ik zo. | |
Leo Vroman
Januari
De enige nog levende plant
in het geheel ontkleurde land
zit in onze ijskast: een krop sla
geboren in Florida, geloof ik.
Winter. Eindeloos bladerloos onbederf.
Ik geloof dat ik maar eens iets groens verf.
|
|