Een Huis en zijn Bewoners
M. Lammes
In Groningen moet een huis staan, ik heb het gehoord uit de mond van een burgemeester, waar 683 mensen in wonen. Vrouwen en kinderen, let wel, niet meegerekend. Dat is veel voor een huis, dat, volgens dezelfde bron, niet groter is dan mijn huis. Hij vertelde, dat men zelfs in de dakgoten slaapt en dat er een oude man is, die zich iedere avond met een touw om zijn middel uit een raam laat zakken en zo hangend de nacht doorbrengt. Overdag loopt hij in het rumoer van alle dag bepaald niemand voor de voeten. 's Nachts is dat natuurlijk anders.
Iedereen heeft dan z'n vaste slaapplaats en aangezien het een vriendelijke oude heer is, die niemand tot last wil zijn, is het begrijpelijk, dat hij deze oplossing vond.
In de tuin, waar één appelboom groeit, staat een tentje met gaten in het tentzeil. Hierin slapen 94 personen, vrouwen en kinderen meegerekend. Waarmee ik, of liever de burgemeester, maar wil zeggen, dat er in het huis 683 - 94 = 589 personen wonen en slapen, hetgeen aanzienlijk minder is dan het eerst gestelde aantal.
Iedere morgen brengt de post of liever, brengen de posterijen, 19 auto's met postzakken, want het ongeluk wil, dat er een man in het huis woont die de hele wereld afschrijft om enveloppen met zegels. Hij verzamelt ook andere dingen die hij vindt, knopen, touwtjes, drie dode dwergen, een stapeltje mussen, wijnflessen en nog een hele serie andere zaken. Hij bewaart alles achter het behang, zodat ook van hém de anderen geen last hebben.
Eén vrouw is een hoer. Hier maakte de burgemeester een grapje met het woordje ‘een’.
Zij ontvangt onder de appelboom en doet de grond soms daveren. Dan stuiven de mensen het tentje uit en verjagen de ontuchtigen met stokken, die voor dit doel altijd bij de hand liggen.
De vrouw weet dit en toch doet ze het, nagenoeg iedere avond, en zij zoekt ook geen andere plek. De reden hiervan is de volgende: de kastijding moet geschieden; het is de enige manier om de ziel toch rein te houden. Zij laat zich glimlachend afrossen en valt later neuriënd in slaap. De klant, die mée afgerost is, wordt dan in het tentje bijgebracht met echte jenever. Voor vele klanten een reden geregeld terug te komen.
Dan zijn er tien mensen agent van professie. Zij patrouilleren de hele dag door het huis en maken zelden promotie. Niemand weet van hun bestaan af zou je zo zeggen.
Hun uniform is dat ook. Tien dezelfde pakken van een goedkoop linnen met koperen knopen en een slechte afwerking. Zij boezemen niemand ontzag in en arresteren alleen kinderen van 2-6 jaar. Zij dragen op de rug oude KNIL-sabels en zij zijn alle tien niet getrouwd. Op Koninginne-dag houden zij een parade in de tuin. Het tentje wordt afgebroken, de appelboom versierd met vlaggen en de oudste agent houdt een redevoering, meestal over de geboorte-beperking en het nut van een politie-macht en hij eindigt steevast iedere speech met een behoorlijk gewaagd mopje. Tegen het einde sturen de ouders de kinderen dan ook naar binnen, de agent kan dan tevens begrijpen, dat hij maar eindigen moet. Tot diep in de nacht wordt er later gefeest en men collecteert om de uitzending mogelijk te maken van het ongezondste kind naar Bergen aan Zee, hetgeen voor vele ouders de aanleiding is hun kind grondig te verwaarlozen.
Zoals overal heeft ook dit huis een kunstschilder, een jonge man nog. Hij is in het huis geboren en mag er alleen maar om die reden blijven. Een afgeschutte hoek van de zolder is zijn atelier. Er is veel licht en hij kan er doen wat hij wil, en dat is veel. Verschillende jonge vrouwen, door de hoer ‘hoeren’ genoemd, willen zich door deze schilder vereeuwigd zien. Hij heeft er zijn handen vol mee en leeft er wel bij.
De ouden van dagen in het pand zijn dit maar kort. Zodra zij het worden, begint er een treiter-campagne, welke hen snel doet besluiten het tijdelijke voor het eeuwige te wisselen.
Na hun simpele begrafenis krijgt een nieuwkomer, meestal iemand, die voordien nergens woonde, de lege vierkante meter.
Wonderlijk is ook te noemen het feit, dat iedereen meehielp met blussen, toen er onlangs brand uitbrak. Na een week woonde allen er weer, ook de ouden van dagen.
Hoofdschuddend luisterde ik naar de burgemeester, die rustig verder vertelde, het ene staaltje na het andere, teveel om op te noemen hier.
Wat ik persoonlijk het mooiste vond, heb ik hier wel weergegeven, geloof ik. Mocht mij onverhoeds echter nog iets te binnen schieten, dan zal ik niet aarzelen dit ogenblikkelijk op papier te zetten. Voor het ogenblik moet dit voldoende zijn.