Het leven gaat door
A. Glazenmaker
Nogal opgewekt arriveerde ik op de begrafenis van de heer Venemans. Dat kwam beslist niet doordat ik hem met genoegen zag gaan, integendeel, ik had hem gewaardeerd in de mate waarin dat onder controlerende funktionarissen mogelijk is. Het zal eerder door het weer zijn gekomen, de eerste zonnige dag na weken van mist en motregen. Daar kwam bij dat ik er een lange, vervelende vergadering door had ontlopen.
Wij verzamelden ons in de hall, een moderne ruimte met veel glas en natuursteen, berekend op de voordeligste lichtval en helemaal afgestemd op de lichte blije dood van nu. Ik moest aan een hangar denken door de hoge electrische roldeuren waarvoor de kist stond te wachten; één druk op de knop en het bos zou bij ons binnen staan en de kist in het bos, de reis had moeten beginnen. Deze illusie van beweging werd nog versterkt door de aanwezigheid van de vreemde official aan de andere kant van de roldeuren. Ik stond tegen een raam geleund en was de enige die hem al kon zien staan. Licht steunend op zijn opgerolde zwarte parapluie ging hij heen en weer over het schone witte showroomgrint, nu en dan even pauzerend om naar een steentje te prikken. Hij was zeer lang en droeg zijn hoge hoed en jaquet met bedachtzame zwier. Ik had eerst gedacht dat hij een te vroeg gekomen gast voor de volgende begrafenis was, maar langzamerhand begon ik te begrijpen dat hij op onze Venemans stond te wachten, min of meer als een gehuurde minister van buitenlandse zaken.
Zo zwierig het aan gene zijde van de roldeuren toeging, zo moeizaam was het nog aan onze kant. Een collega van Venemans van de Algemene Inspectie nam nog even Venemans' dossier met ons door: dank zij noeste zelfstudie geslaagd voor het staatspraktijkdiploma, reeds op jeugdige leeftijd controleur, standplaats Vlissingen, spoedige bevordering tot controleur A., standplaats Heerenveen, het accountantsdiploma als bekroning van jarenlange avondstudie, bij god, wat was deze uitvaart dan nog een extravagantie, byzantijnse weelde. De vracht witte bloemen die lag te stoven in de zon, het glinsterende koperwerk, zilver op glanzend zwart fluweel, al die begrafenisdienaren die met hem bezig waren en de gehuurde minister, het kon hier niet op. Onbewust van deze plotselinge mogelijkheden lag Venemans nu met blote voeten op zijn plank, moe van het bezuinigen. Uren en dagen lang soms, hadden wij tegenover elkaar gezeten aan mijn lange vaalgroene tafel met inktvlekken, hij als vertegenwoordiger van de Algemene Inspectie, ik als die van de Federatie van Neutrale Bejaardentehuizen, de F.N.B. Smakkend aan zijn sigaartje, de ogen toegeknepen als een boer die gaat bieden op de markt, stelde hij zijn wantrouwige vragen. Het waren altijd dezelfde kwesties: waarom de conversatiezaal nu niet wat kleiner, waarom zoveel badkamers, etc. Weliswaar waren er na jarenlang geharrewar tussen de verschillende betrokken inspecties tenslotte algemene richtlijnen voor de bouw en de inrichting van bejaardentehuizen tot stand gekomen, maar het was blijkbaar zijn taak om ons iedere keer weer op de proef te stellen en er zo mogelijk iets af te halen. Hoeveel keren hadden wij en onze adviseurs niet over de schetsen gebogen gezeten, om het vraagstuk van de gangpaden tussen de tafeltjes te bestuderen. Eén meter tien vond Venemans, ging heel goed en één meter vijf zou ook nog wel kunnen.
De oudjes konden er best tussendoor als degenen die aan de tafeltjes zaten maar een beetje aanschoven. In het begin van mijn carrière bij de Federatie, tijdens mijn eerste vergadering met Venemans had ik opgemerkt dat wij met nog veel minder plaats toe zouden kunnen als we ze twee aan twee op schoot lieten zitten of ze stapelden. Ik had kunnen bedenken dat het ernaast was, maar niet dat ik hem er zo diep mee zou grieven. ‘Ik vind dit een zeer onprettige opmerking’, zei hij terwijl hij met bevende vingers in zijn dossier ging bladeren. ‘Ik weiger in deze onverkwikkelijke sfeer verder te vergaderen’. Verontschuldigingen, verklaringen, pas na een half uur wilde hij weer door maar hij bleef bokkig. Tenslotte had ik door zeer tactvol en ernstig optreden zijn vertrouwen kunnen winnen. Daarbij kwam dat ik bij zoveel gelegenheden pleidooien voor het bejaardenprobleem had moeten houden dat ik soms niet meer kon ophouden, hetgeen ook een zeer goede indruk op hem maakte, zeker naarmate hij zelf op leeftijd begon te komen. Toch bleven het zure vergaderingen, er zat geen muziek