| |
| |
| |
Hors d'oeuvre tunisien
Hugo B. Corstius
Carthago, 6 december
En als de Chinezen dan eenmaal in onze huizen zitten, zullen ze dan de Perzische vloerkleedjes op de tafels laten liggen, en de geraniums voor de ramen laten staan, gaan ze één keer in de week goedkoop Chinees eten? Het zal wel, als je ziet hoe Frans dit Tunesië na het vertrek van de laatste Fransman nog altijd is. Het duizendste deel van de Tunesische Dinar (wat waarde betreft een Engels pond) heet nog hardnekkig een frank. Als je de donkere w.c. binnengaat weet je dat er een kans bestaat dat, als je moedig de deur dicht doet en de grendel omdraait, het licht gaat branden. De Franse voetstap-w.c.'s zie je niet veel. De hangende gewaden van de mannen maken die onbruikbaar.
De laatste archeologische laag, de Franse, bedekt nog heel goed de Foenicische, Romeinse, Vandaalse, Spaanse, Arabische, Turkse, en andere lagen die hier in Carthago zijn blootgelegd. Wat interessant is in deze archeologische warboel is de archeologie van de archeologie: uit welke tijd stamt dat ijzeren hek dat de katakomben afsluit, wat betekent dat cijfer bij de christelijke vis in de Punische zuil in die moskee, hoe komen die honderden Romeinse grafopschriften zo sierlijk in die muur gemetseld? Het grote museum in Bardo viel tegen: de mooiste stukken zijn voor een tentoonstelling naar Leiden.
Carthago en Tunis, die de rollen van hoofdstad en voorstad verwisseld hebben, worden door een tramtreintje verbonden, dat ook nog Sidi Bou Said aandoet, het Tunesische Leidseplein waar je over baarden en blue jeans struikelt. Maar er is een mooie specialiteit: enorme witte vogelkooien, waar ik als vogel best een paar uur in opgesloten zou willen zitten. Eindpunt van de lijn is Marsa, het Tunesische Zandvoort, waar we ons eerste kameel zagen, dat om een put heen liep. Het beest kon haast door het oog van een naald, en zijn familie in Artis leek me gelukkiger.
| |
Kairouan, 10 december
Wat een vervelende gids! We proberen het altijd zonder te doen, maar ze zijn hier erg precies op hun heiligheden. Je krijgt een soort knipkaart mee, waar bij elke moskee een stukje wordt afgescheurd. En die gids is verplicht; hij zeurt waarom we niet in een taxi van de ene moskee naar de volgende willen gaan, hij heeft het over de ‘indigènes’ als hij zijn landgenoten bedoelt, en over de ‘Moskee van de kapper’ terwijl wij allang weten dat dit de moskee is van de man die met de Profeet meetrok en drie baardharen van hem bewaarde. Hoewel de knipkaart nog niet op is, lozen we hem en zitten nu wat mistroostig, want er zijn ineens regen wolken verschenen, en de man van de garage die de auto gaat repareren kon nieteens schrijven, aan de rand van het waterbassin dat in de negende eeuw door Abou Ibrahim Ahmed werd aangelegd aan het eind van een aquaduct van 40 kilometer. Er is een groot bassin, met een kleintje ernaast. Het grote bassin heeft 64 zijden. En het kleine? 16, en dat klopt dus aardig met die 64. Maar het zijn er geen 16, als je goed telt zijn het er 17. En dat is wiskundig veel interessanter: dat je een cirkel in 16-en kan verdelen weet elk taartsnijdend kind, maar dat het in 17 delen ook kan, dat is een ingewikkelde mathematische stelling, waarvan het me verbaast dat men die hier in 860 al had. Ik ga de lengtes van die zijden meten. Ik bespaar u de berekeningen: van het grote bassin is de ‘middellijn’ 126 meter, van het kleine 40 meter. Deel die twee getallen op elkaar en je krijgt 3,15, een heel goede benadering van pi. Alle geprikkelheid over de gids, de wolken, de auto, zijn verdwenen: die Aghlabiten hebben in die twee vijvers pi verborgen! Als het waar is, zal het wel al ergens staan; en als het al ergens staat, hoeft het nog niet waar te zijn. Maar het is veel minder gekunsteld dan de vele mystiek die men
uit de afmetingen van de Egyptische pyramiden haalt. Want deze pi is onafhankelijk van de lengtematen die ze in die tijd hadden: het quotient van grote en kleine vijver geeft altijd 3,15 (Het quotient van hun oppervlakken is dus tien, maar dat is weer een andere zaak).
| |
Sfax, 13 december
Ik verdenk de Fransen ervan dat ze bij hun vertrek een paar ton rotte vis in de grond hebben gestopt, wat een stank. Dat zijn dingen die niet in de folders staan. Daarin wordt Sfax ‘een der koketste badplaatsen’ genoemd. Voor neuslijders en employé's van
| |
| |
beenderkalkfabrieken inderdaad zeer aan te bevelen. Het strand is moeilijk te vinden tussen de havens waar een roestige Panamees wordt volgestort met zout, en jongetjes met blote handen vissen uit het water scheppen. Vissers ruiken overal ter wereld hetzelfde. Ze doen hetzelfde werk als een eeuw geleden, maar nu voor het ‘Nationale Visbureau’ een van de vele Nationale Bureaux. Wat zijn economische filosofie betreft ligt Tunesië tussen zijn linkerbuurman Algerije, waar men (althans theoretisch, het moet nog allemaal gebeuren) een volkomen socialistische planning voorstaat zonder privékapitaal, en de rechterbuurman Libye waar het kapitalistische stelsel floreert. Je ziet daar meer Amerikaanse automerken dan Franse, en een buitenlander wordt direct voor Amerikaan versleten. Zoals in vele politieke opzichten houdt Tunesië een verstandige middenkoers: planning zoveel als mogelijk, maar niet teveel ‘socialisme’ roepen om het Amerikaanse geld niet bang te maken. Van alle wallen eten die er te vinden zijn, en onderhand ook de eigen wallen niet vergeten op te bouwen. Het ‘Bourguibisme’ is nergens precies gedefinieerd, maar blijkt een soepel pragmatisme dat dit land al heel vroeg de onafhankelijkheid bracht en dat het nu langzaam maar zeker uit zijn onderontwikkeldheid naar boven trekt. Zweedse deskundigen leren uit olijfboomhout meubels te maken. Nederlandse ingenieurs voeren havenwerken uit. Belgische leraren geven middelbaar onderwijs (hier vindt men ook nog de enige overgebleven Fransen, die dubbel salaris krijgen: een keer van Tunesië en een keer van Frankrijk. Ze rijden dan ook in auto's wat hier een bijzondere luxe is: invoerrecht op personenauto's is 125%) We spreken de directeur van een olijfoliecoöperatie. Hij verklaart de stank: van de olijvenpersfabrieken en dus niet het hele
jaar. Er vallen niet veel regendruppels in dit land, maar als er een valt, is er een grote kans dat hij in een olijfboom verdwijnt. Op afstanden van 25 meter staan ze, zodat de wortels elkaar net ontmoeten. Onder elke boom is een keurig cirkeltje glad gemaakt, om de ‘zwarte parels’ gemakkelijk te kunnen vinden. De coöperatiedirecteur vertelt van zijn zaken. Van de materialen die hij aanvraagt geeft de minister hem een derde, dus vraagt hij drie maal zoveel als hij nodig heeft. En dan zijn er ingewikkelde ruiltransacties met andere coöperaties: sinaasappelen tegen vrachtauto's. Zijn verhalen doen me denken aan het boek over Sovjeteconomie dat ik eens las en waaruit bleek dat de communistische ‘managers’ alle kapitalistische methodes toepassen om ‘hun bedrijf’ te laten bloeien, die onze ondernemers ook gebruiken.
De grote rem op de economie is het ontbreken van olie in de bodem. Dat wordt als een groot onrecht beschouwd, zoals wij ons aardgas met ongelovige verbazing zien.
| |
Le Grand Erg, 15 december
Op de drie Tunesische kaarten die we bezitten staat dit plekje niet. De zuidelijke punt is toch helemaal geel, er is geen dorpje of weg, dus wordt het maar weggelaten om papier te bezuinigen. We zijn hier heen gegaan om te zien hoe de woestijn eruit ziet. Ik weet het nog niet. Je zit op een steen, en kijkt de Sahara in. Wat zie je? Een sigarettendoosje en een fietsspoor. Je loopt een uur de woestijn in, wat zie je nu? Je eigen voetstappen, een paar toefjes gras, waarvan er me een nog jarenlang dankbaar zal blijven. Ik geef het op. Het zal wel net zo zijn als met de zee, waarvan je alleen de reling, de horizon en de achterboeggolf ziet. Alleen wie erin verdrinkt, kan zeggen dat hij de zee heeft gezien.
Vanmiddag een nieuw spel geleerd. Je hebt twee stokken nodig, een kort en een lang. Je speelt het met zijn tweeën. Het begin is een soort cricket: je moet het korte stokje in een cirkel zien te gooien, waar je tegenstander het uit probeert te houden. Maar als dat is gelukt, begint het tweede deel: het korte stokje ligt op de grond. Je tikt één uiteinde met de lange stok: het springt de lucht in, en je geeft nu een harde klap zodat hij zover mogelijk weg vliegt.
| |
[pagina 24-25]
[p. 24-25] | |
| |
| |
Dit herhaal je tot de manoeuvre met de twee tikjes mislukt. Het mooiste is het bepalen van de afstand waarover het korte stokje verplaatst is. Dat gaat zo: de slaander zegt b.v. ‘50’ en bedoelt daarmee: vijftig maal de lengte van de lange stok. Mocht dit de tegenstander overdreven voorkomen dan kan hij meting eisen. Wie daarbij in het ongelijk wordt gesteld heeft het spel verloren. Behalve handigheid met slaan is dus ook een blufpokermentaliteit vereist.
| |
Djerba, 19 december
De olijfboom is wel de boomste boom ter wereld: een stam, en een halfbolle pruik erop. Wie dat bij de psychologische test tekent mag nog voor de Rohrschach naar huis toe. Palmen zijn veel onwaarschijnlijker. Wat heb je aan zo'n grote boom met zo'n kleine schaduw? En waarom die hoge stam, waar je elke dag, met een riem om je middel en om de stam, in moet klimmen om hem te melken?
Djerba is waarschijnlijk voor een superproductie van de 1001-nacht in elkaar gezet, de firma is eraan failliet gegaan, en de film werd nooit gemaakt, maar het eiland bleef bestaan, en de figuranten wonen er nog steeds. De Djerba'ers hebben hun eigen Mohammedanisme, een soort protestanten, ze weten het veel beter dan de andere Mohammedanen. Er liggen ook twee Joodse dorpen op Djerba, die zich van de andere dorpen onderscheiden doordat de jongens er zwarte en geen rode petjes dragen. Maar veel jongens zie je er niet: de meeste jonge mensen zijn naar Israël. Een oude man brengt ons naar El Ghriba, de synagoge die met zijn pilaren en tegelwerk een moskee had kunnen zijn als de zitmatten er niet, in plaats van op de grond, op banken lagen. Het verschil tussen de twee godsdiensten, zegt iemand, is een niveauverschil van 50 centimeter. Het gebouw staat er nu al vele eeuwen zonder ooit obsceniteiten op zijn muren geklad te krijgen, iets wat men van waarschijnlijk weinig Europese synagoges kan zeggen. Van officiëel of persoonlijk antisemitisme is ons niets gebleken. Naast ons in het hotel logeert een Egyptenaar. Een natuurkundige, dus een aardige man. Hij vertaalt ons zijn Egyptische dagblad. In twee dagen horen we: de aanslag op Kennedy is een zionistische samenzwering, de Paus mag niet naar Israël gaan, en een heel ingewikkelde redenering die er, geloof ik, op neerkomt dat Nasser niet zo stom is om voor het Jordaanwater Israël aan te vallen, dat zouden zijn vijanden wel willen (weer een zionistisch complot waarschijnlijk). Niets van deze hysterie in de Tunesische kranten die heel lakoniek bij de vele gelukwensen aan President Bourguiba bij de feesten over de bevrijding van Bizerta, onder elkaar de boodschappen van de (Arabische) afgevaardigde van ‘Palestina’ en die van de Opperrabbijn in Tunesië afdrukken.
Op Djerba ligt ook het dorp Midoun, waarvan de inwoners negers zijn, dat wil zeggen: Arabieren met zwarte gezichten. En nu pas blijkt het ons, en dat is op zich al een compliment aan de Tunesiërs, dat een groot percentage van de bevolking zwart is. Maar discriminatie ontbreekt zo volkomen, dat we zelfs niet te weten kunnen komen hoeveel procent. Zolang een heleboel landen deze vanzelfsprekendheid niet opbrengen, mogen we wel een beetje voorzichtig zijn met te spreken over ‘de’ racistische Arabier.
| |
Verslag van een vrouwenbijeenkomst van de Destourpartij
(De excursie die ik niet mee kon maken). ‘Nou, moet je horen. Je had het moeten zien, je had trouwens best kunnen gaan, achteraan zaten wel meer mannen, zogenaamd om hun vrouwen af te halen, maar ze bleven tijden zitten. Ik schaamde me dood in die jurk, het was een groot feest, en ze waren allemaal in avondjurken. Die witte doek, daar zaten ze op, en daaronder hadden ze fluweel, zijde, allemaal gedecolleteerd, 't leek weinig op een politieke bijeenkomst. Ik was veel te laat, kon die zaal niet vinden, het was in hele andere straat dan in de krant stond, maar je kon het op het geluid vinden. Zeven man en een zangeres zaten op het podium die rottige jengelmuziek te maken, de luidspreker stond veel te hard, ik werd er gek van. Aan de zijkant zat op een verhoging in een troon een meisje in het wit, onder het portret van Bourguiba en zijn vrouw. Dat was zeker “Miss Destour”. Toen de muziek was opgehouden hesen al die vrouwen zich een voor een op die verhoging om samen met die Miss op de foto te gaan. Er waren werkelijk schoonheden bij, allemaal wat erg breed in de heupen. Ze werden allemaal door hun man gehaald, alleen ik moest in mijn eentje weg. O, en ik weet nu ook hoe je die witte lap, die haiek, omdoet. Kijk zo, zo en zo, zo, en nee o ja: zo en eroverheen en dan zo, zo, en zo. Zie je?’ (De volgende ochtend stond in de krant dat er 600 vrouwen op de bijeenkomst waren geweest. Dit leek onze verslaggeefster wel tien maal te veel. We gingen die zaal nog eens op zoeken, en na veel vragen bleek dat daar een bruiloft was gevierd. Het meisje in het wit was de bruid. Zo'n huwelijk
| |
| |
is kennelijk meer voor vrouwen dan voor mannen.)
| |
Van het terras af gezien
Naast elkaar een halfvol café en een leeg café. Dan ga je natuurlijk in het eerste zitten. Het dagelijks drama van de caféhouder: elke ochtend weer als minstbegeerd café te beginnen.
Dertig jaar werkt hij hier, driehonderd dertig dagen per jaar, 500 glazen koffie per dag, want iets anders hebben ze niet. En ondanks dat halfmiljoen keer bestellen van koffie, vraagt hij beleefd wat we willen, en herhaalt ‘deux cafés’. Dat is vakwerk.
Als ik straks aan de overkant een biefstuk bestel, krijg ik hem. En als ik hem niet bestel, wat doen ze er dan mee?
Naar de voorbijgangers kijken, en bij elk kledingstuk denken: die jas, die lap is eens als de mooiste uit een collectie soortgenoten uitgekozen. De onmogelijkheid om dat te geloven.
Wat lopen er hier toch veel mensen te nietsen, moeten ze niet werken?
Tot zover heel grappig, maar als ik nu de lezers moet uitleggen dat de maker van de opmerking kennelijk ook zit te nietsen, dan is de grap ten eerste bedorven, omdat je hem nooit moet uitleggen, en ten tweede vervallen, want de opmerking is nu uitgedijd tot een stukje, zodat de voorgijganger denkt: ‘kijk die man eens, zit hij eens op een terras, ploetert hij weer aan een stukje’.
| |
Hammamet, 25 december
Ik heb nooit iets tegen Jezus Christus persoonlijk gehad. Maar gisteravond werd het me toch te gek. We komen 's avonds hongerig aan bij het beste hotel hier. Er is nog plaats. En we kunnen nog meeëten aan het bijzondere ‘reveillon’ met kalkoen en champagne. Dat kost dan zes dinar per couvert. Aangezien je voor een twintigste van die prijs al behoorlijk kunt eten, bedanken we. Ander eten wordt niet geserveerd, en we rijden naar het op een na beste hotel. Daar kost het reveillon maar vier dinar en is verplicht. Woedend rijden we naar het derde hotel, zonder restaurant. In de garage staat een ezel. Geen os, maar we herinneren ons toch ineens waar het allemaal mee begonnen is. Er is nu wel plaats in de herberg, maar alleen als je het kerstdiner erbij koopt. Gelukkig hebben we nog een mand mandarijnen, die zonder zwavelzuur uit de accu worden verwerkt in:
|
|