Hollands Maandblad. Jaargang 5
(1963-1964)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
Tweede tien stellingen over televisieGa naar voetnoot*
|
1. | Televisie is de spiegel van de nationale cultuur, geslepen door de gemiddelde middenklasser. Regering, geestelijkheid en volk menen, dat uitsluitend het gemiddelde lager middenbrein (voor lower-middlebrow wil mij ook na lang peinzen geen bruikbaar nederlands equivalent te binnen schieten) dient te bepalen hoe de spiegel wordt opgehouden en wat hij mag reflecteren. |
2. | De hollands-provinciale locatie van de nederlandse televisie werkt introvertie, inertie, inteelt en incest in de hand. |
3. | Draadtelevisie kan van televisie een spiegelgalerij maken; zij mag niet discriminerend werken. |
4. | Televisie heeft meer behoefte aan boeiende praters dan aan knappe grieten. (Deze stelling had de corrector willen opdragen aan L.R. en H.H., medewerkers van te Amsterdam verschijnende ochtendbladen.) |
5. | Televisie is en moet zijn een culturele, c.q. artistieke creativiteit absorberend medium; dient alleen al daarom betrokken te worden in het cultuurbeleid, inclusief het zogenoemde spreidingsbeleid, van de landelijke en regionale overheden. |
6. | Institutionalisering van de televisieomroep en Parkinsonisme binnen zijn organen bedreigt de ganse cultuur. Televisionair personalisme is een dwingende eis. De omroepwetgever dient allereerst hiermee rekening te houden. |
7. | Televisie verdient serieus genomen te worden. |
8. | Een intereuropese, c.q. atlantische work shop voor televisiemedewerkers zou niet alleen het europees en atlantisch, maar ook het individueel en vaderlands belang dienen. |
9. | Televisie heeft het mensdom niet ongelukkiger gemaakt. |
10. | Leve de televisie. |
Ad 1. De verleiding is groot deze stelling te illustreren met een voorbeeld. Ik heb geen behoefte aan die verleiding weerstand te bieden. ‘Zo is het toevallig ook nog eens een keer’. (Nog) geen briljant maar nuttig, weldadig baldadig, redelijk intelligent en vaak heel vermakelijk programma. Van de eerste uitzending af gelukkig - want anders zou het niet deugen - verdacht gemaakt door verdachte organen en personen. Na de derde uitzending gemaakt tot voorwerp van zondagszorg voor Christus belijdende ministers; van dagwerk voor schrijvers van ingezonden stukken en nachtwerk voor schrijvers van hoofdartikelen; van maandagwerk voor geaffaireerde fractieleiders; van dinsdagwerk voor kerkvergaderingen die nog altijd het ontbreken van een Staatskerk moeten verkroppen; van levenswerk voor oud- en nieuwfascisten, doofkijkers, socialistenvreters, renegaten van de miescultur en andere ganzemannetjes.
Aanleiding tot het rumoer: een voortreffelijk voorgedragen parodie waarin de televiesieverslaving als nieuwe oeucumenische religie in de tale Kanaäns wordt gehekeld. In een andere taal zou niet kunnen, omdat deze de voor sermoenen in Nederland enig herkenbare is. Men hoort het Woord, begrijpt het niet, wordt dus geprikkeld, ont-
stemd, boos, razend, geschokt, diep en oprecht verontwaardigd, redeloos (de climax heeft anderhalve dag nodig, wordt geleid door ministers, politici, en hoofdredacteuren - met een enkele uitzondering komen de dominees pas daarna).
Kern van dit alles: de dubbelzinnigheid van het begrip tolerantie zoals dat door 90 pct van de natie wordt ervaren: wat wij geloven is heilig; met wat jullie niet geloven hebben wij geen bliksem te maken. Dat binnen het geloven nuances mogelijk zijn, dat honesty to God het multi-interpretabele Woord-zèlf als afgodsbeeld kan doen ervaren, dat wie in consequent onderscheiden tussen letter en geest is opgegroeid in een spel met de letter oprecht niets kwetsends kan zien - het blijft alles verre van deze opvatting van tolerantie, waaraan ook vrijzinnigen en humanisten wel lijden.
Als illustratie van de stelling is deze mengeling van geborneerd oprechte verontwaardiging, primitieve en hysterische insinuatie van kwade trouw, goed bruikbaar omdat tal van andere zogenaamde amusementsprogramma's, zoals de grabbelton van de heer Duys en het op de voyeur-in-de-kijker speculerende Kiekeboe, de spot kunnen drijven met de meest elementaire vormen van voor- en nachristelijke menselijke waardigheid, zonder dat iemand (overheid, clerus noch vulgus) aandringt op maatregelen. (Niet dat ik maatregelen zou wensen, alsjeblieft niet: vrijheid blijheid). Voor mij staat vast, dat men zich in zijn Ehrfurcht voor het Hoogste niet zo gekwetst had gevoeld, als men zich door de twee eerdere uitzendingen van Zo is het niet aangetast had gevoeld in zijn rustgevend respect voor de Hogeren. De vaderlandse moraal eist nu eenmaal een differentiatie in eerbied voor de simpele evennaaste en voor de evenhogeren (niet waar, wel- en zeereerwaarden, wel- zeer- en hooggeleerden, -gestrengen, -edelachtbaren, excellenties).
Leerzaam voor wie zonder meer menen dat élke verandering in ons omroepbestel ook tot een verbetering van leiden en dus medestanders daartoe aanvaardbaar geacht moeten worden, zijn twee aan het strijdbare ochtendblad De Telegraaf ontleende uitspraken. De eerste van de heer S(ies) W. Numann, groot reclamemaker voor het aangezicht des Heren, die in triomfante verontwaardiging neerschreef: ‘Bij een commerciële televisie zou zoiets schandaligs nooit zijn gebeurd’. De tweede van de hooggeleerde Patijn, socialistisch kamerlid en voorstander van een nationale omroep, die het programma weerzinwekkend noemde.
Voor een verdere toelichting op de eerste stelling zie men
Ad 2. Hilversum ligt 25 kilometer van Amsterdam - deze afstand is groter dan hij lijkt. Hij is mede-bepalend voor het hollands-provinciale karakter van een aanzienlijk deel van de nederlandse televisieprogramma's. Slechts enkele bevoorrechten kunnen in het Gooi een van de beide westduitse televisieprogramma's ontvangen; ontvangst van de belgische of franse uitzendingen is onmogelijk. Voor studiereizen die uitsluitend ten doel hebben buitenlandse programma's te zien hebben de creatieve televisiemedewerkers nauwelijks tijd. (Een vertegenwoordiging van de topleiding van de KRO heeft een bliksemtrip van 14 dagen uit en thuis door de VS als studiereis durven bestempelen en daaruit verregaande, voor de eigen huisvlijt natuurlijk gunstige, conclusies getrokken.)
Er werken gelukkig genoeg intelligente, onafhankelijke lieden bij de vaderlandse beeldomroep. De programma's zijn over het algemeen niet zo slecht als wordt beweerd. Maar vergelijking met de engelse, duitse én belgische nieuwsuitzendingen leert, hoe onbeholpen het NTS-journaal nog is in zijn in zijn presentatie van het nieuws, die berust op het misverstand dat televisienieuws primair beeldnieuws moet zijn en op een te geringe selectie bij het aantrekken van redacteuren. Er is in de journaaluitzendingen een overvloed aan gefilmde ‘faits divers’; er zijn veel te weinig duidelijke kaarten, beeldgrafieken e.d. De stijl van de nieuwslezers blijft ver achter bij de toch al niet zo briljante van hun collega's van de radionieuwsdienst.
Een greep uit de overvloed aan andere voorbeelden: forums zijn in Nederland praatgezelschappen van mensen die er ook wel wat van weten in plaats van discussiegroepen van elkaar aanvullende en attaquerende specialisten (Blick in die Welt van de Duitse historicus en politicoloog Eugen Kogon is een mooi voorbeeld van zo'n dynamisch en substantieel forum, evenals het zondagse Internationales Journalistenfrühschoppen, tal van uitzendingen van de Britse televisie, de interviews van de Amerikaanse televisie); Nederland is het enige westeuropese land dat nog geen televisielessen in vreemde talen, buiten de schooltelevisie om, uitzendt, enzovoorts.
Ter verduidelijking van de gehanteerde ‘in’-begrippen nog het volgende. Met introvertie doel ik op het gebrek aan regelmatige, bevruchtende buitenlandse contacten, zoals de Britse televisie die heeft, per definitie (Commonwealth; taalgemeenschap
met de V.S.); de Franse televisie door de taalgemeenschap (regelmatige samenwerking tussen de franstalige omroeporganen in Frankrijk, Canada, België en Zwitserland); de Duitse televisie door haar samenwerking met Oostenrijkers en Zwitsers alsmede door haar eigen studio's in de belangrijkste wereldcentra (London, Parijs, Brussel New-York, New-Delhi enz.). De Skandinavische landen werken nauw samen in Nordvisie. In Hilversum is er nog altijd sprake van een misplaatste hoogmoed met betrekking tot Vlaamse televisiedienst, die bij de grenskijkers in het Zuiden heel populair is en die meer respect verdient dan de incidenteel door Hilversum overgenomen amusementsuitzendingen doen vermoeden. (Met betrekking tot de educatieve uitzendingen bijvoorbeeld zijn de Vlamingen veel verder dan wij, ze doen het goed ook. De documentaires van Omar Grawet, ook in Nederland veruit de beste televisie-interviewer, over Indonesië waren knappe staaltjes van vakmanschap.)
De inertie komt voort uit de zelfgenoegzaamheid kwekende introvertie en houdt tevens verband met de institutionalisering (stelling 6) die de besluitvorming vertraagt. Met inteelt doel ik op de vorming van de ‘Nachwuchs’ in hoofdzaak door mensen uit het eigen bedrijf: meer jonge televisiemedewerkers zouden ruimere tijd moeten krijgen in het buitenland rond te kijken, eventueel stage te lopen (ook stelling 8). Met incest wil ik aanduiden de te nauwe belangencontacten tussen de onderscheidene omroeporganisaties, die iets anders zijn dan een functionele samenwerking.
Ad 3. Draadtelevisie of antennedistributie maakt in principe storingvrije ontvangst van 9 à 10 binnen- en buitenlandse televisieprogramma's in Nederland mogelijk (de twee belgische, de drie duitse, de drie engelse programma's alsmede het franse programma). Volgens het P.T.T.-rapport zal de aanleg van draadtelevisie alleen lonend zijn in gebieden met een stedelijke bebouwing of daarmee te vergelijken bovolkingsdichtheid. De bevolkingsdichtheid zou tevens graadmeter zijn voor de tarieven. Hierdoor dreigt een nieuw soort discriminatie te ontstaan. Toch mag dit kind niet met het badwater worden weggegooid. Als een bescheiden tegenwicht zou men kunnen streven naar uitbreiding van de relayering van buitenlandse uitzendingen via de ‘vrije’ (draadloze) televisie. Hierdoor zou bijvoorbeeld het aan Nederland toegewezen derde kanaal door de bouw van een derde zendernet op zo kortmogelijke termijn bedrijfsklaar kunnen worden gemaakt.
Ad 4. Ik wil hiermee alleen nog maar eens zeggen, dat beeld en geluid complementair zijn; dat het woord geen supplement is. Omroepsters heb ik nooit noodzakelijk kunnen vinden, tenzij zij erin slagen ook gastvrouwen te zijn. Dit lukt slechts een enkele. De meesten zijn ijverige, soms stuntelige, altijd glimlachende oplezeresjes. Het aantal babbelaars en bazelaars neemt de laatste jaren hand over hand toe. Er zijn meer boeiende praters te vinden in ons - toegegeven: niet zo welbespraakte - land dan men afgaande op de televisie-uitzendingen zou vermoeden.
Ad 5. Deze stelling spreekt, hoop ik, voor zichzelf. Ook wie, zoals ik, in televisie vooralsnog niet meer ziet (wil zien) dan een (communicatie)middel, een instrument om een ‘boodschap’ te transporteren, zal moeten erkennen dat dit medium de creativiteit behoeft van dezelfde lieden die zich bedienen van bijvoorbeeld de drukpers of de film. Door de omvang en de frequentie van de uitzendingen wordt op deze creativiteit een groot beroep gedaan. In het subsidiebeleid aan scheppende kunstenaars (letterkundigen, cineasten, choreografen, wat mij betreft ook toneelregisseurs) zou hiermee rekening moeten worden gehouden, door uitbreiding van het opdrachtenpakket met op televisie betrekking hebbende opdrachten. Het spreidingsbeleid moet ermee rekenen, dat vrijwel alle belangrijke stukken die op het repertoire van de toneelgeselschappen komen nadat ze zijn ‘uitgespeeld’ in dezelfde bezetting per televisie worden uitgezonden. Dit impliceert bijvoorbeeld, dat de vermoeiende tournees beperkt kunnen worden tot goed geoutilleerde, een royaal gebied bedienende, theaters. (De echte toneelliefhebber heeft er wel een kleine reis voor over.) De televisie harerzijds zou ook in het journaal aandacht moeten schenken aan allerlei artistieke evenementen. Ik verwijs hier naar de westduitse Tagesschau waarin elke belangrijke toneel-, opera- of balletpremière als nieuws wordt behandeld evenals elke opening van een belangrijke tentoonstelling.
Ad 6. De omroep is van tijdverdrijf op amateuristische basis tot bedrijf en grootbedrijf geworden. Met alle gevolgen van dien. Nieuwe functies worden gecreëerd, vooral in de bureausfeer, waar vergaderen een belangrijk deel van de dagtaak uitmaakt. Elke televisieuitzending is nochtans primair een produkt van persoonlijke creativiteit (dit kan ook zijn de creativiteit van een team van personen). Een omroepwet die teveel nadruk legt op de verantwoordelijkheid van zo breed mogelijk samengestelde, representatieve bestuursorganen, adviesraden e.d.
kan fnuikend zijn voor de persoonlijke creativiteit die tevens persoonlijke verantwoordelijkheid impliceert.
Ad 7. Men tille er dus niet te zwaar aan, maar aanvaarde haar en werke met haar.
Ad 8. Te beschouwen in combinatie met stelling 2. Zonder programmatisch experimenteren komt de televisie niet verder. Een internationaal experimenteercentrum zal beter geoutilleerd kunnen zijn dan een nationaal; zal kunnen beschikken over een uit de beste technici en researchwerkers gerecruteerde staf; zal het werken met nieuwe technieken (de omroepdiensten leveren aan de ontwikkeling van nieuwe technieken een bijdrage die in vergelijking met die van de elektronische industrie niet te onderschatten is) mogelijk maken; zal inspirerend contact en uitwisseling van ideeën bevorderen.
9. Wie dit wenst te bestrijden, stelle zich met mij in verbinding.
10. En leve ‘Zo is het toevallig ook nog eens een keer’.
- voetnoot*
- Een eerste tiental werd gepubliceerd in het Hollands Weekblad, derde jaargang nr. 44, pag. 11 en 12. Beide tientallen overlappen elkaar wellicht gedeeltelijk, kunnen nochtans onafhankelijk van elkaar geconsumeerd worden.