Voortgezette balans
Nu het Shakespeare-jaar dan metterdaad in de randstad Holland is losgebarsten zijn de in het eervorige H.M. aangekondigde gebeurtenissen tenminste niet uitgebleven.
de haagsche comedie was er weer eens het eerste bij met Macbeth, waarin directeur Paul Steenbergen toch net zijn veertigjarig jubileum wilde vieren. Zijn geringe dispositie voor de hartstochtelijke extrovertie van de titelrol verzwakte de opvoering, die overigens met een gloeiendfelle Lady Macbeth van Annie de Lange toch weer de nodige krachtige accenten kreeg. Een recht-op-de-man-af voorstelling zonder pathos in aankleding, regie, spel, vertaling of decor. Mooie rollen van Coen Flink en Wim van Rooy. Men speelde er voorts een zeer Engelse satire op het statuszoeken: Tot elke prijs, waarin Bob de Lange een macchiavellistische verzekeringsman liet zien, Midway geheten en inderdaad halfweg omhooggeworsteld langs de maatschappelijke ladder. Een soort Bourgeois Gentilhomme van onze tijd, maar dan met vitriool aangelengd. De Lange speelde het minzaam en heel grappig maar trok de rol misschien iets te veel naar zijn eigen komische persoonlijkheid. Een verrukkelijke burgertante van Georgette Hagedoorn. Het stuk bruist van de knap verzonnen complicaties, maar is lang niet zo gaaf als de uitgebalanceerde voorstelling. Men brengt er binnenkort The private Ear and the public Eye.
In Amsterdam zag men bij de nederlandse comedie Antonius en Cleopatra, helaas eerder dan het historisch eraan voorafgaande Julius Caesar dat Rotterdam voor zijn rekening nam. Ook hier waren de hoofdrollen de zwakke stee van de voorstelling. Bentz van den Berg trachtte nog iets van de vereiste warmbloedigheid te suggereren en die inspanningen waren innemend maar vruchteloos. Ank van der Moer trof soms de grootheid maar nergens het katachtig-ongrijpbare van het hier bedoelde Oosterse despotisme. Zeer beheerst en goed pleitte Julien Schoenaerts voor het westerse rationalisme in de figuur van Octavianus. De Romeinse gedeelten werden dan ook treffend gerealiseerd mede door de feilloze aankleding; de Egyptische praal was nogal lachwekkend. De uitgekiende, scherp-analyserende regie van Ton Lutz verdient alle lof. Men dient kort te zijn over de afschuwelijke mislukking die hier geboekt werd met Freule Julie van Strindberg. Toch moet het fundamentele wanbegrip waarmee directie en dramaturg de regisseur Rademakers op deze tekst hebben losgelaten krachtig, zij het kort, worden gelaakt. Ellen Vogel speelde Julie of het Eline Vere was, met net als Paul Cammermans een toewijding voor menselijke details alsof hier individuen en geen prototypen moesten worden uitgebeeld. Vooral door het schandelijke, eigenmachtig toegevoegde voorspel werd dit de tweede totale mislukking (op vier premières) van ons eerste gezelschap in dit seizoen. Heyermans wordt binnenkort herdacht met Op Hoop van Zegen, nog onlangs gespeeld in ons land. Waarom niet Ghetto, Schakels, Eva Bonheur of desnoods De Op-gaande Zon, stuk voor stuk gavere stukken en dus gewaagder maar
belangrijker toneeldaden? Dan brengt men nog het zelfs in Parijs peilloos diep gevallen Le roi se meurt van Ionesco; een prettig vooruitzicht.
Het nieuw rotterdams toneel droeg dus Julius Caesar bij. Directeur Rob de Vries (het verhaal wordt eentonig...) had voor zichzelf de rol van Antonius uitgezocht ofschoon hij de daarvoor benodigde sluwheid mist, althans niet vermag te suggereren. Het geheel werd een brave borstenvoorstelling in plaats van het adembenemende politieke drama dat hier klaarligt. Oude soldatenpakken van de costumier, een verroeste vertaling van Eduard Verkade en een schoolse regie van Richard Flink completeerden het beeld van deze confectie-