Films
cleopatra en barabbas doen we gemakshalve even af met de volksuitdrukking ‘lang, dun en lekker’, om direct al enige waarderende woorden te kunnen zeggen over de vergeten medeminnaar, een Nederlandse film waarin voor het eerst verstaanbaar wordt gesproken en waarin henk van ulsen bewijst dat hij beter is dan de film zelf, die toch nog te veel acteurs telt die er net een half toontje naast zingen, terwijl het verhaal verzandt in zijn eigen begin, het aloude Nederlandse euvel van het net niet sluitende scenario. De overal gebruikte kwalificatie ‘een goede B-film’ is onverbeterlijk. gij zult niet doden van claude autant-lara, een man die toch le diable au corps heeft gemaakt, heeft als pre het sympathieke streven de onmenselijke dienstweigeringswet in Frankrijk aan de kaak te stellen (je gaat daar een jaar de cel in bij dienstweigering, daarna word je opnieuw voor de keus gesteld, weiger je dan weer dan krijg je weer een jaar gevangenisstraf, en zo tot in het oneindige door), en als contra dat de film, behoudens enkele goede scènes die in feite toch ook weer niet zo goed zijn, nogal onbeholpen is gemaakt. Het spiegelbeeldgegeven (Duitse priester-soldaat die in de oorlog op Befehl een Fransman heeft doodgeschoten wordt vrijgesproken in dezelfde rechtzaal en op dezelfde dag dat de Franse, principiële dienstweigeraar gevangenisstraf krijgt opgelegd) schijnt uiterst historisch te zijn, maar is in wezen zo absurd dat een nauwgezette reconstructie ervan alleen maar onwaarschijnlijk wordt. Zo gaat dat in de kunst, niks aan te doen. Maar men kan gaan kijken voor het goede doel. Van
aanzienlijk hoger gehalte is intussen au coeur de la vie, die sterk verwante verhalen van ambrose bierce, spelend in de Amerikaanse burgeroorlog en bijzonder sensitief, met een voorwereldlijk gevoel voor sfeer, verfilmd door robert enrico. Wie in de dagbladkritieken gelezen had dat van dit drieluik de ‘hoofdfilm’ (bekroond in Cannes, als u dat iets interesseert) begeleid werd door duidelijke vingeroefeningen naar die uitblinker toe, kreeg al kijkende bij het eerste verhaal al het gevoel naar het meesterwerkje te kijken, zich enigszins verbazend over de onhandige volgorde. Het tweede, met een hallucinerend, Jeroen Bosch-achtig tafereel waarin een jongetje argeloos rondloopt temidden van kruipende, halfdode soldaten die als torren zichzelf voortzeulen over de grond, blijkt dan toch weer iets beter, iets gaver te zijn dan het eerste verhaal en men denkt: dan was dit het ongetwijfeld. Maar onthoud, dat het beste van de drie filmpjes aan het eind komt: la riviere de hibou, waarvan ik de frappe niet zal onthullen, alleen zal ik waarschuwen dat noch dit verhaal, noch de andere twee, u zullen kunnen opbeuren uit een neerslachtige bui, want vrolijk zijn ze niet. Dat is wel in hoge mate het geval met arsene lupin contra arsene lupin, een komische thriller, vol kleine foefjes en vondstjes gemaakt door edouard molinaro met jean-claude brialy en jean-pierre cassel in de evenwaardige hoofdrollen. Zou ik zeker naar toe gaan.
N.S.