leving de heften in handen hebben. Die ouders, vol goede herinneringen aan hun eigen feestelijke studententijd, bekijken het eigenwijze behoudlustige gescharrel van hun zonen met een welwillend oog. Zij komen graag op de lustra, die dank zij veel tijd, geld, inventiviteit en enthousiasme telkens weer vrij spectaculaire gebeurtenissen worden, met veel publiciteit, waarbij andere verenigingen en activiteiten verbleken. Bovendien staan de corpora sterk, omdat zij altijd direct met het vlaggetje van het spelelement kunnen zwaaien: bezwarenmakers zijn plezierbedervers. Vrolijkheid is lofwaardig, wie vindt dat niet. Zolang zij de gezagsdragers met rust laten zijn georganiseerde feestvierders even onschendbaar als georganiseerde gelovigen op zondag.
De eerste effectieve aanval op de NSR kwam een paar jaar geleden van de Nederlandse Staatkundige Studenten Federatie. Deze groep van voornamelijk protestantschristelijke studenten heeft van zich doen spreken en aanhang verworven, doordat zij, o.a. door het uitzenden van Papoeastudenten naar Indonesië en nu kortgeleden door de organisatie van een studentenuitwisseling, zich bemoeid heeft met de Nederlandse politiek tegenover Indonesië. De NSR heeft zich schoorvoetend aangepast. twee leden van de delegatie van veertig studenten die naar Indonesië zijn geweest waren NSR-vertegenwoordigers.
De tweede vorm van verzet tegen de NSR is de oprichting van een studentenvakbeweging. De NSR is druk bezig met pogingen de concurrent de wind uit de zeilen te nemen door ‘democratisering’ (het woord is snel van de vakbeweging overgenomen) van haar lokaal en landelijk systeem van vertegenwoordiging. Zij probeert de SVB in te palmen door haar uit te nodigen mee te doen met NSR-aktiviteiten en NSR-commissies: een beproefde taktiek om tegenstanders onschadelijk te maken. Zij kiest de beschermende toon van de oudere broer die het allemaal precies begrijpt, die er zelf eigenlijk net zo overdenkt, en die met zijn goede raad de jonge wilde broer op het rechte tamme pad probeert te brengen. ‘Die dingen die jullie willen, van dat studieloon, die betere huisvesting, mensasubsidie, examenregelingen, dat willen wij ook allemaal. Daar schijven wij al jarenlang rapporten over. Alleen, het is niet zo eenvoudig als jullie in je eerste enthousiasme denken. Laten wij eerst eens rustig met elkaar praten, voordat jullie beginnen met een eigen organisatie naast de NSR en voordat jullie komen met demonstraties en andere overijlde besluiten die de goede verhoudingen met universiteit en departement alleen maar kunnen bederven’.
Het is niet waarschijnlijk dat de SVB zich zal laten inkapselen. Door de keus van de naam vakbeweging hebben de oprichters duidelijk gemaakt dat zij er andere ideeën op nahouden over de sociale positie van de student dan de traditionele NSR- en corpsbestuurders. Die naam is een vondst. Door zijn implicaties van volwassenheid en protest treft hij de bestaande organisaties in twee van hun weinige kwetsbare plekken, namelijk in hun kinderachtigheid en in hun gehoorzaamheid tegenover de geld- en onderwijsgevers. Daarin zit ook de aantrekkingskracht die de SVB op zoveel ongeorganiseerden uitoefent. De studentenvakbeweging belooft niet een nieuwe vorm van gezelligheid - de bestaande verenigingen zijn gezellig en gevarieerd genoeg voor wie daar behoefte aan heeft - maar alleen een behartigen van economische, sociale en studiebelangen van studenten. Die belangenverdediging is voor de SVB-bestuurders niet een liefbebberij ten behoeve van de algemene vorming, niet zoiets als studentenparlementje spelen, maar een serieuze zaak.
Verschrikt door de financiële steun van de vakcentralen hebben sommige bestuursleden van corpora en plaatselijke studentenraden (in Amsterdam en Wageningen bijvoorbeeld) al vol afschuw geroepen, dat de SVB een politiek element introduceert in een wereld die daarvan tot dusver verschoond zou zijn gebleven. Alsof de half onmondige, half geprivilegeerde positie van de student die de NSR vertegenwoordigt niet ook politieke consequenties heeft, namelijk in die sector van het maatschappelijk leven die universitair onderwijs heet. Alsof niet ook politieke onverschilligheid een politiek standpunt is. Alsof de financiële bijdragen van bedrijfsdirecties aan lustrumvieringen en societeitsvernieuwingen niet vergelijkbaar zijn met het geld der vakbonden voor de SVB.
De SVB is strijdbaar in twee richtingen. Aan de ene kant stelt zij zich, intern, op tegenover de NSR; aan de andere kant richt zij zich naar buiten tot en tegen haar werkgevers, dat wil zeggen de universiteit en de overheid. Tegenover de corpora en de studentenraad vertegenwoordigt zij als het ware de maatschappij, namelijk het standpunt dat studenten deel uitmaken van het geheel en daarom in principe dezelfde rechten en plichten dienen te bezitten als andere burgers. Tegenover overheid en universiteit vertegenwoordigt zij - stelt zij zich dat althans ten doel - de specifieke belangen van alle studenten, NSR- en corpsleden inbegrepen.