zijn recht. Hij gaat diep in op zijn stelling dat Douwes Dekker niets wist van de achtergronden van het Javaanse bestuurssysteem, eenvoudig omdat hij elders in de archipel geheel andere situaties had meegemaakt. De half-magische betekenis van een regentenpositie, vooral die van de regent van Lebak die ‘in een geur van heiligheid stond’, zoals reeds vóór Nieuwenhuys door vele Lebakkisten geconstateerd is, wordt breed uitgemeten; of laat ik, om Nieuwenhuys volledig recht te doen, zeggen: wordt zeer goed beschreven. Daarvan begreep Douwes Dekker, blijkens zijn onbesuisde optreden, niets.
Na slechts één maand in Lebak geresideerd te hebben, eist Douwes Dekker immers ‘verwijdering’ van de regent met de meeste spoed. Dit getuigt niet alleen van gebrek aan kennis van de half-magische enz. (zie boven), het is bovendien onmogelijk dit in de bestuurlijke gezagsverhoudingen te verlangen van resident Brest van Kempen, die zijn nieuwbakken assistent-resident zonder meer blanco volmachten had moeten geven. Van Brest van Kempen tekent Nieuwenhuys een welhaast volledig anti-Slijmering portret, met gebruikmaking van gunstige bestuursdaden op Madoera waar hij vroeger streng tegen knevelarijen was opgetreden.
Tenslotte komt in Nieuwenhuys' requisitoir ook het bekende latere onderzoek naar de Zaak Lebak voor om aan te tonen dat er wel degelijk werd ingegrepen toen de zaak op de juiste manier was behandeld.
Wie enigszins op de hoogte is van de Multatuli-litteratuur zal al deze aanklachten tegen de assistent-resident kennen.
Dat Brest van Kempen niet zo zwart was als Multatuli hem later voorstelde... toegegeven, maar het betekent niets voor de zaak zelf.
Dat later wel degelijk maatregelen zijn genomen, is ook niet onbekend. Maar is nu juist niet het kenmerkende dat geheel volgens de methode-Brest van Kempen de regent later weliswaar schuldig werd bevonden aan ‘ongeoorloofde handelingen’ (ook ongeoorloofd volgens de Indische voorschriften die dan toch wel duchtig met de adat rekening hielden!), maar dat hem als een omgekeerde berisping in zijn moeilijke financiële omstandigheden een voorschot werd kwijtgescholden? Lagere inheemse bestuursambtenaren werden gestraft - de regent werd verschoond, dat is het resultaat van het ambtelijke onderzoek volgens de regels van het bestuur die Nieuwenhuys zo sierlijk en met veel gescherm met termen als ‘aloes’ en ‘adil’ en ‘sabar’ (beschaafd, rechtvaardig
en lankmoedig) heeft geschetst. En tot overmaat van ironie wordt in dit ambtelijk onderzoek verklaard ‘dat, bijaldien een nauwkeurig onderzoek naar de handelingen der Regenten over geheel Java werd ingesteld, het voorzeker blijken zou, dat er slechts zeer weinige Regenten zijn, die zich stipt aan de hieromtrent gegeven voorschriften houden’.
Ziedaar het resultaat van bestuur en beschaving, rechtvaardigheid en lankmoedigheid, waarvan Douwes Dekker als beleidsambtenaar niet voldoende doordrongen was! De regent van Lebak moet verschoond worden, anders had men wel aan de gang kunnen blijven of het beleid grondig moeten wijzigen.
Maar daarom gaat het nu juist! Daarom gaat het in 1963 als we Lebak gedenken, omdat het erom ging in 1863 toen Lebak gebeurde. Douwes Dekker was wel degelijk op de hoogte van de bestuursmethoden en de bestuursfilosofie op Java. In zijn brieven aan Brest van Kempen zegt hij meteen al te beseffen dat de regent zo'n grote invloed op de bevolking heeft (het beroemde ‘halfmagische karakter’), maar precies daarom dient hij terwille van het verdere onderzoek verwijderd te worden. (Verwijderen is nog geen ontslag; men zou zich anno 1963 kunnen voorstellen dat er anno 1863 wel een methode gevonden had kunnen worden om de regent naar elders te roepen zonder dat er meteen openbaar schandaal was gemaakt).
Maar het kon niet omdat het niet in de