extra gemakkelijk kan bekostigen. Zij waren de grappenmakers op de dijk, spraken van een ‘mooi open haardvuur’ en verkondigden dat zij eerst dachten dat de zon opging, maar toen zagen dat het in het westen was, waarna zij tot brand concludeerden. Waar studie al niet goed voor is. De ene had tot taak de grappen van de ander te vergroten en te vermenigvuldigen. Als de laatste bij het arriveren van een verlate brandweerauto bijvoorbeeld zei: ‘Die komt uit Zaandam’, vulde de eerste aan tot: ‘Uit Purmerend, uit (kraaiend) Den Helder’. Het bluswerk intussen werd aan de overzijde van de brand geleid. Ook daar stonden enige honderden mensen te kijken, schoorvoetend gehoor gevend aan een burger met herdershond die iedereen sommeerde ‘achter de slangen!’ te blijven. De journalisten, sommigen als buurtbewoners gehoor gevend aan hun instinct, anderen erheen geroepen door het brandalarm dat door de politie bij middelgrote brand aan de rijkstelegraafdienst wordt doorgegeven die dan de lijst met slapende brandjournalisten afbelt, stonden in een groepje bijeen, wachtend totdat de brandweercommandant zijn helm zou afzetten, het codegebaar dat het moment aangeeft waarop hij geïnterrumpeerd mag worden. Alleen de radioman met zijn bandrecorder had hem al enige uitspraken kunnen ontfutselen, die hij gaarne nog eens afdraaide voor zijn collega's omdat de primeur hem wegens de krantenloze zondag toch niet meer kon ontgaan. ‘Hoei hoei’ riepen ondertussen de brandweermannen als de druk van het water wegviel, en een leerling van de getroffen school somde voor een vriendje op welke persoonlijke bezittingen hij als verloren beschouwde: ‘m'n tekenmap, mijn tekendoos, een lineaal...’ Enkele heren, functionarissen zo te zien, confereerden over iets, vermoedelijk over de plaats van de hoofdkraan
van de gasleiding, want drie gasbuizen waren gesprongen en brandden met blauwe vlammen, ietwat eigenzinnig temidden van de goudgele rest, alsof zij in directe verbinding stonden met Slochteren. ‘Gaat u ook achteruit, heren’, kwam een agent aandringen alsof er geen persvrijheid bestond, ‘helpt u een beetje mee, wij zijn maar met anderhalve man en een paardekop!’ (wat bent u daarvan?, vroeg een journalist). De brand raakte steeds meer bedwongen, ik reed weer terug naar huis. Een merkwaardige ervaring te zien dat in een straat als de P.C. bij de antiquair en de modezaak op zondagmorgen vijf uur volop licht brandt. Service voor de belangstellende vroege/late voorbijganger, of bedoeld als afschrikmiddel voor de inbreker, die het daglicht niet velen kan?
Tijdens de jaarlijkse persconferentie van de KRO heeft het plv. hoofd van de KRO-televisie, Mr B.A. Schmitz gewezen op factoren die de situatie voor de televisiemakers ‘onrustig - en daarom in zekere zin ook zo aantrekkelijk maken’. Hij gaat verder: ‘Ik wijs u er b.v. op, dat wij voor wat onze vormgeving betreft veel minder traditie kennen dan dag- en weekbladen. Sommige kranten kunnen zich veroorloven ambachtelijke nieuwigheden te negeren of geleidelijk aan te accepteren. De voorpagina van een krant verandert slechts geleidelijk. Van ons worden opvallende nieuwigheden verwacht. Wij zijn nogal onderhevig aan de smaak van het publiek. Men ziet over de hele wereld wat betreft programmavormen allerlei modeverschijnselen opduiken, die we niet kunnen ontlopen...’ Daar zit inderdaad veel waars in. Ieder nieuw seizoen kijken we halsreikend uit naar nieuwe ‘formules’, nieuwe ideeën, andere gezichten, verrassende ontdekkingen. Niet zonder gepaste trots kondigen de omroeporganisaties aan de hand te hebben gelegd op deze artiest en die tekstschrijver, en de kijker wrijft zich van voorpret al in de handen. Zulke ingrijpende veranderingen worden de kranten, niet alleen wat hun voorpagina betreft, bespaard. Blokker blijft filmcriticus van het Handelsblad, Knap blijft Dagboekanier in Het Parool. Van der Meijden blijft tot zijn 65e showpaginaredacteur van De Telegraaf, Neuman blijft bij De Tijd en is niet getransfereerd naar Trouw, en Jan Cottaar handhaaft zich kranig als sportredacteur in de NRC. Er wordt wel eens een nieuw vignetje verzonnen, een rubriek verhuist naar een andere pagina, maar er is geen sprake van de jaarlijkse omwenteling die de televisieprogramma's doormaken. Dat is overigens niet zo verwonderlijk. Ten
eerste zijn de kranten al oud, de televisie is jong. De basketballregels worden ook nog ieder jaar veranderd of aangevuld, terwijl de voetbalspelregels een benauwende stabiliteit vertonen. Bovendien brengt de krant in de eerste plaats [vervolg op p. 16]