zodat ze in het Capitool te horen waren.
Maar weinig Amerikanen wisten of begrepen wat er in de harten van de negers groeide in die brute zomer van 1943, toen het grootste deel van de wereld in oorlog was en een aantal wildemannen in Detroit een gecompliceerd psychologisch drama over ongelijkheid opvoerde.
Maar A. Philip Randolph, voorzitter van de Brotherhood of Sleeping Car Porters en de enige neger die destijds in de vakbeweging een vooraanstaande positie bekleedde, begreep iets van wat de toekomst brengen zou. Hij voerde destijds een miniscule ‘mars naar Washington’ aan. Deze zomer, twintig jaar later, was hij voorzitter van het marscomité, belast met de algehele leiding.
Een groepje studenten van de universiteit van Chicago, blanken en zwarten, probeerde ten tijde van de uitbarsting in Detroit samen een maaltijd te bestellen in een restaurant; zij werden eruit gezet. Toen stichtten zij het Congress of Racial Equality. Hun voorman, James Farmer, kon in 1963 niet naar Washington komen omdat hij in Louisiana bij een demonstratie voor gelijke rechten gevangen was gezet en zijn medegevangenen niet in de steek wilde laten. De National Association for the Advancement of Colored People bleek in 1963 een soepelheid en een militantie ontwikkeld te hebben die weinigen twintig jaar geleden voor mogelijk hadden gehouden. Haar leider, Roy Wilkins, sprak nu in Washington.
En mét deze leiders kwamen nieuwe volgelingen mee, jonge negers die in de tweede wereldoorlog verder om zich heen hadden leren zien: hun kinderen, die begrepen dat zij hun rechten nooit zouden winnen door rustig de vernedering te blijven ondergaan van een bordje ‘Whites only’ boven een kraantje met drinkwater in een station; het stijgende maar nog steeds ontoerekende aantal jonge negers dat een goede schoolopleiding krijgt; negerstudenten van onbekende ‘colleges’ in het zuiden, die instellingen zonder enige reputatie maakten tot centra van leiderschap en van training voor sit-in demonstranten en ‘vrijheidsrijders’; en blanken die in de zaak van de gelijke rechten geloofden.
Bij de massabetoging in Washington, bijgewoond door 200.000 mensen uit alle delen van Amerika, legden de negers grote discipline en vastbeslotenheid aan de dag. In spreekkoren riep men ‘Freedom now’. Zij beloofden zich voor die vrijheid te zullen inspannen. Zij stelden eisen aan hun regeringen, eisen waarvan Roy Wilkins erkende dat ze grote veranderingen in de sociale structuur zouden veroorzaken. Zij uitten zich ook in de redelijke terminologie van de Urban League, de meest conservatieve van de negerorganisaties, maar een krachtig voorstandster van sociale hervormingen. Zij klapten in de handen op het ritme van Malalia Jacksons uitgeschreeuwde gezangen. Zij bogen hun hoofden wanneer geestelijken hun voorgingen in gebed en hoorden een leidende figuur van de Presbyterian Church, een van Amerika's grootste, erkennen: ‘Al is het laat, ook wij zullen volgen’.
De vakbonden stelden de demonstranten teleur. De Labor Federation liet verstek gaan en steunde de mars niet, maar haar vicevoorzitter, Walter Reuther, wiens briljante eigenschappen de United Automobile Workers tot stand hiepen komen, hield een betoog waarin hij het streven van de betogers onvoorwaardelijk onderschreef.
De Amerikaanse neger zal zijn vrijheid niet nu krijgen. Hij zal er dichter bij komen, sneller en directer dan iemand twintig jaar geleden, na de rel in Detroit, geloofd zou hebben. De kleinkinderen van de slaven, die zich verzamelden rond het nationale monument van de president die een eeuw geleden de Emancipation Proclamation uitvaardigde, zijn al heel ver gekomen. Veel van de vooruitgang is geboekt in de laatste tien jaar. Zo sterk was die vooruitgang, dat dominee King kon gewagen van het organiseren van soortgelijke marsen als die naar Washington in het zuiden. Niemand had de politiehonden van Birmingham vergeten, maar nu was er geen verlammende vrees meer en durfde men te zeggen, zoals John Lewis van de Student Non-Violent Coordinating Committee deed, dat ‘we niet geduldig kunnen, en niet geduldig zullen zijn’.
De leuze ‘Freedom now’ vertegenwoordigt niet zozeer een reële verwachting, maar zij toont dat de neger geleerd heeft zijn kracht te gebruiken, dat hij geleerd heeft hoe hij stompzinnige opstandjes moet tegengaan en hoe frustraties kunnen worden omgezet in daden. Dat is wat de betoging in Washington demonstreerde.
Toen de duizenden wegtrokken van het Lincoln-monument en op weg gingen naar huis, zongen ze. Het gezang dat zij aanhieven, kenmerkend voor hun streven naar gelijke rechten, had eens profetisch geklonken. Nu leek het een zekerheid uit te drukken:
‘We shall overcome, some day.’