verzet nooit in de officiële openbaarheid heeft willen brengen.
De nieuwe regeling van de taalgrens en de daaruit voortvloeiende administratieve verandering was in Brussel wel-doordacht en opgezet na ruim overleg met daarvoor redelijkerwijs in aanmerking komende Waalse en Vlaamse instanties, ook en niet in de laatste plaats het episcopaat. Het behoort bij het Belgische temperament dat er dan enige strubbelingen zijn. Deze hebben zich op niet al te hoog niveau uiteraard overwegend in Brussel voorgedaan en daarmede was de zaak eigenlijk af. Nog een andere reden om de werkelijk goede bedoelingen van Brussel niet te zeer te dwarsbomen was het inmiddels opgetreden begin van een economisch herstel in Wallonië en de erkenning van Brussel dat aan de economische structuur van bepaalde gebieden in Wallonië wat te verbeteren viel.
Alleen die Voerstreek bleef een bron van herrie met grote Waalse hanen op de asfaltwegen en kreten langs het veld. Op welke wegen? Op alle wegen die naar Nederland voeren. Afgezien van één niet geheel onredelijk argument, dat de Voerstreekdorpen die naar Limburg overgingen slechts via Luiks gebied de Limburgse provinciale hoofdstad Hasselt kunnen bereiken en dus in zekere zin een enclave vormen, is het onuitgesproken bezwaar tegen de vervlaamsing van de Voerstreek de relatie die er tussen Limburgs/Vlaams en Nederlands nu eenmaal bestaat. De Belgisch-Nederlandse staatsgrens in het zuiden van Limburg wordt als een langzamerhand historisch geworden en onvermijdelijke zaak geaccepteerd. Maar tegen een element van ‘vernederlandsing’ van een gebied onder de rook van Luik hebben de Walen zich min of meer instinctief verzet. Men accepteert langs Maas, Ourthe en Amblève een pover Nederlands toerisme, maar men ‘mag’ ons er niet, zoals we ook in Luxemburg geaccepteerd worden, maar echt niet moeten denken dat we er gezien zijn. Want dat zijn we beslist niet. De winkeliers verdienen (een beetje) aan de Nederlanders, maar contact tussen brede lagen van de bevolking is er niet. We zijn er precies even weinig populair als de Duitsers hier, maar om andere redenen. Bij de Duitsers is het hier en in België het politieke verleden, maar voor ons is het ons gedrag. De Ardennen zijn voor veel Nederlanders aantrekkelijk, maar de Belgen niet. Nederland is voor de Belgen niet bijzonder aantrekkelijk, al is het wat goedkoper in enkele sectoren, en omdat ze ons niet zo bar mogen, kómen ze ook niet. De weg van Maastricht naar Maaseik en van Maaseik naar Stamprooy behoorde vanwege het verkeer eigenlijk door de Nederlandse waterstaat te worden onderhouden, maar als een Belg van Antwerpen naar Dortmund moet, rijdt hij via Luik en
Aken. De hele Beneluxpolitiek heeft niet kunnen bereiken dat er een vriendelijke omgang tussen Belgen en Nederlanders ontstond. Luxemburgers komen hier helemaal niet. De onkunde en het gemis aan inzicht in de Belgische cultuur, levensgewoonten en zeden zijn in Nederland enorm. Het minste misverstand bestaat er nog aan beide zijden van de grens in Limburg, en juist omdat de Belgische Limburgers het minste afwijzend tegenover de Nederlanders staan, waren de Walen er het sterkst op tegen dat sommige van ‘hun’ dorpen naar Limburg werden overgeheveld. Dat is niet van vandaag of gisteren, hoewel tegenwoordig het erger is dan vroeger toen het internationale contact minder was. Toen in de periode na de eerste wereldoorlog in Nederlands Limburg een soort afscheidingsbeweging de kop op stak, waren ze tegen annexatie van een stuk Nederland in Wallonië even hard gekant als in Den Haag.
Wat hier feitelijk in het geding is, is de verdraagzaamheid die gebaseerd is op begrip en redelijkheid. Het aanvaarden van ‘smaken verschillen’ is er voor de Nederlander in België niet bij. Dat de Waalse Belgen het begrip ‘ons’ niet kennen vindt de doorsnee Nederlander stom, en de heer die in Nonceveux om ‘twaai ons gestampte muissies’ vraagt, legt zijn echtgenote uit dat ‘die lul het best begrijpt assie-maarcente-ziet’. De Nederlander in de Ardennen en elders in het Luikse is onzeker en blijkbaar daarom uitgesproken onhebbelijk. Als de Belgen zaterdags niet voor een hele week jus koken of bij kalfsoesters geen groente opdienen in de hotels, zijn ze ànders dan wij, maar daarom nog niet gek. En als zij eieren prefereren van kippen die niet met vismeel zijn opgefokt zijn die eieren wellicht (drie francs) wat duurder dan hier, maar mógen ze misschien? Hun godsdienst, hun woon- en leefgewoonten verschillen van de onze, speciaal in een zo lang betrekkelijk geïsoleerd gebied als de Ardennen en het Luikse. Het openbare leven is anders en de bezoeker heeft dat te accepteren, maar dat is het nu net met ons Nederlanders: we ‘nemen’ niets, en er zijn er die denken dat de Belgen
De tekeningen in dit nummer zijn van Peter Vos (The quick brown fox jumps over the lady hop) en Chris van Geel (padden).