Valse sleutel
Een recensie van Bij nader inzien door J.J. Voskuil krijgt u van mij niet. Daar is het boek niet interessant genoeg voor. Maar ik wil wel op een rottig element erin wijzen. Dat het een rancuneus boek is, dat zijn de Bijbel, de Havelaar en de Avonden ook, maar het is geen mooie eerlijke rancune. Hoewel er geen ik-persoon is, valt het toch niet moeilijk op te merken dat de schrijver van de sleutelroman, Voskuil = Maarten Koning, al was het maar om de flauwe grapjes met de namen Vos en Voskuil. Maarten nu is het gehele boek de vijand van Paul Dehoes. Deze wordt - op schijnbaar objectieve wijze - afgeschilderd als een irritant wijsneuzig snobistisch vervelend schreeuwerig pesterig dom mannetje. Zo vraagt hij voortdurend om zwarte koffie, vrijt geregeld en houdt van Italië, terwijl de vriendenschaar melk in de koffie neemt, niet vrijt, en van Amsterdam houdt. Van belang is nu dat de lezer, die uiteraard Paul noch Maarten kent, door de perfide beschrijvingen van Voskuil aanvankelijk wel tegen Paul wordt ingenomen, maar als hij de eerste duizend pagina's heeft gelezen, toch gaat inzien dat die beschrijving niet oprecht kan zijn. Kwestie is dat het hier geen echt authentiek dagboek van Maarten Koning-Voskuil betreft. Concreet voorbeeld: op pagina 940 (3 december 1951) zegt een meisje ‘snoepje van de week’, terwijl deze slogan pas einde 1952 door De Gruyter werd gelanceerd. Hoe vervelend de schrijver Paul ook laat praten, feit is dat alle, maar dan ook alle gesprekken, die enigszins belangwekkend zijn, door hem gehouden worden. Er is maar een gesprek dat meer dan een bladzij beslaat en waar Paul niet bij is: dat over zelfmoord op 26 juni 1950. En dat gesprek is dan ook van een oeverloze stompzinnigheid. Wie het tweedelige boek dan ook in zijn geheel heeft doorgeworsteld, heeft precies - tegen de intentie van de auteur in - meer
sympathie voor Paul dan voor Maarten, die steeds maar nobel pijprokend de mooie rol heeft. Zo sterk is die indruk dat men toch heel even denkt: misschien is de schrijver in werkelijkheid wel Paul Dehoes, die op heel subtiele wijze met Maarten afrekent, door het boek te schrijven zoals de laaghartige Maarten het doen zou. Maar dat kan toch weer niet want Paul zou toch altijd iets leesbaarders hebben geschreven dan deze vette klomp herhalingen, waarvan ik een analyse aan de recensenten overlaat.
J.J. Onderstraten
(pseudoniem voor Raoul Chapkis)