Hollands Maandblad. Jaargang 5
(1963-1964)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 59]
| |
Het einde van Forum‘Pasce oves meas, weid mijne schapen, sprak de Heer tot Maurice; etiam in Foro paganorum!’ W. Mooijman
Het zal wel liggen aan de behoefte die veel mensen hebben aan afstand als het over literatuur gaat, dat we zo weinig weten van Forum. Er is meer bekend over de vriendinnen van Hooft dan over de geschiedenis van een van de belangrijkste literaire tijdschriften van onze eeuw - tot nu toe. Maurice Roelants, de enige van de drie oprichters van Forum, die nog leeft, is de laatste jaren zijn herinneringen aan het blad aan het publiceren.Ga naar eind1) Omdat zijn mededelingen interessante geschiedenis bevatten, leerzaam zijn ook voor vandaag en omdat er hier en daar iets op aan te merken is, wil ik er hier enige aandacht aan besteden, vooral aan zijn beschrijving van het einde van het blad. Ter inleiding een paar regels over de geschiedenis van het blad. Op 11 november 1931 verscheen het eerste nummer van Forum, maandschrift voor letteren en kunst bij Nijgh & van Ditmar in Rotterdam, waar van de twee directeuren D. Zijlstra degeen was die zich met het belletristische fonds bezighield. De eerste redacteuren waren Menno ter Braak, E. du Perron en Maurice Roelants, redactiesecretaris was E. Bouws. Aan het eind van de tweede jaargang trad Du Perron uit de redactie en werd medewerker. De jaargangen 1934 en 1935 bestaan uit een Nederlandse afdeling (onder redactie van Ter Braak, S. Vestdijk en Victor E. van Vriesland) en een Vlaamse (onder redactie van Marnix Gijsen, Raymond Herreman, Roelants en Gerard Walschap). Eind 1935 is het blad opgeheven. Dat Du Perron eind 1933 bedankte voor wat hij het ‘revuedirecteurschap’ noemde, had een aantal redenen. In dit verband is zijn conflict met Roelants van belang omdat het een aankondiging is van het conflict van 1935 dat tot de opheffing van Forum geleid heeft. Roelants had gevraagd of zijn noordelijke mederedacteuren geen polemische stukjes wilden schrijven tegen August Vermeylen en andere Van-Nu-en-Straksers omdat Vermeylen nu eenmaal een groot man was en omdat Roelants geld van hem gevraagd had voor steun aan de weduwe van Karel van de Woestijne. Dat was Du Perron net iets te veel. ‘Zoolang wij met Maurice alleen te doen hebben’, schreef hij op 11 juli 1932 al aan Ter Braak, ‘wil ik veel water in mijn wijn doen, maar als ik mettertijd de dupe blijk te zijn van allerlei Vermeylens en soortgelijke officieele letterkundigen die via Maurice hun belangen in Forum verzorgen, vind ik mijn rol een beetje triest’, Ter Braak wou ook geen dupe zijn; hij verwachtte dat er wel gauw ‘mot’ zou komen, ‘waarschijnlijk met een glimlachenden pastoor of een grijnzenden flamingant op den achtergrond’. De ‘mot’ kon uitgesteld worden doordat Du Perron uit de redactie trad en er twee gescheiden redacties kwamen. De afspraak was dat die redacties inderdaad onafhankelijk van elkaar zouden zijn en dat ieder verantwoordelijk was voor de bijdragen in de eigen afdeling. Alleen uit ‘civiliteit’ stuurden ze elkaar drukproeven ter inzage. Zo konden de noorderlingen de pastoors en de flaminganten buiten de deur houden, en de zuiderlingen de calvinisten en de erotomanen. Maar zo makkelijk ging dat niet. De lijst van Vlaamse redacteuren maakt op het ogenblik niet zo'n roomse indruk, maar in 1935 was dat anders. Al zijn er van Walschap Celibaat en Genezing door aspirine in Forum verschenen, werken waarmee hij heel wat Vlaamse pastoors tot razernij dreef, Wal- | |
[pagina 60]
| |
schap beschouwde zich toen nog steeds als goed katholiek. En Marnix Gijsen was in die dagen nog de strijdbare katholiek van humanistisch-expressionistischen huize die hij bij zijn debuut was. Hij zou dan ook de banvloek uitspreken over Forum. Gijsen en Du Perron hadden in de derde jaargang al eens tegenover elkaar gestaan toen het over de spelling ging. Du Perron was Kollewijniaan, Gijsen wou de buigingsn handhaven. Maar dat was kinderspul vergeleken bij de gramschap die De jonge Indiesman, een hoofdstuk uit Het land van herkomst, bij Gijsen wekte. Dat hoofdstuk stond in het eerste nummer van de vierde jaargang. Du Perron beschrijft er achtereenvolgens in: een vriend van zijn vader, een aantal belevenissen met spoken, en tenslotte zijn vriendschap met een zekere Trude die zich met min of meer wetenschappelijke bedoelingen uitkleedt voor hem: een avontuur dat beiden doorstaan met behoud van hun maagdelijkheid. Ik moet aannemen dat Gijsen over de uitgetrokken kleren van Trude gevallen is, want de andere onderdelen van het hoofdstuk zijn zo onschuldig dat zelfs een misdienaar er geen moeilijkheden door zal krijgen. De vriendelijke toon waarop Du Perron zijn naieve avontuur met Trude beschrijft, zal wel de doorslag gegeven hebben. Maar goed, Gijsen, liet nog niets merken van zijn boosheid. Maar toen kwamen de drukproeven voor het februarinummer. Daar was een verhaal bij van Victor Varangot. Varangot was een zwager van Ter Braak, die in Brussel woonde. In de tweede jaargang had hij al wat vaag filosoferende stukken geschreven, maar voor de vierde had hij wat nieuws: een verhaal over een meisje dat Virginia heette. Virginia is best wel een aardig verhaal, al is het wat te droog en korrelig geschreven. Een stadje raakt in rep en roer omdat de
Y toont de sukkel terwijl ie probeert de tak te pakken, maar dàt gaat verkeerd!
burgemeester een nichtje van huwbare leeftijd te logeren heeft, dat nog maagd is. De Don Juan wil haar verleiden, de Pastoor wil haar inpalmen voor een klooster, de Handelaar in blanke slavinnen wil haar verkopen, weer een ander wil met haar trouwen, enzovoort. Het is een soort spel van sinnen met de zinnen. Een Schurk slaagt erin om een plan op te zetten waardoor iedereen zijn zin krijgt en hij ook; het is geen aardig plan want de Maagd zal erbij moeten sterven en er wordt van de Don Juan enige koprofilie verwacht. Gelukkig mislukt het hele plan en de Dichter gaat ervandoor met Virginia, die dan al gauw geen maagd meer is maar wel gelukkig; ze noemen hun dochter Virginia. Gijsen kon er niet om lachen. ‘Na de Indiesman van Du Perron, maakt publicatie van dit stuk mijn toestand onhoudbaar’, schreef hij aan Roelants. ‘Ik kan, al maak ik de maten nog zo breed, van uit katholiek standpunt het verspreiden van dergelijke lectuur niet verantwoorden’. Hij schreef die brief op 31 januari 1935 en Roelants zegt nu dat hij die brief ‘nu slechts herlezen kan, zoals hij zelf, met de guitige monkel van 't kan verkeren’. Het is te hopen dat tijdschriftredacteuren bij voorkomende gelegenheid wat eerder guitig zullen monkelen. In de lezing van Roelants volgt nu een keuze uit de briefwisseling tussen hem en Ter Braak en Zijlstra die daarna gevolgd is. Helaas maar een keuze want het is nu nog steeds niet duidelijk wat ieder van de zaak dacht. Hij moet gauw zijn belofte gestand doen dat hij alle brieven over de kwestie zal uitgeven. Roelants zegt nu dat een vlugge actie zijnerzijds erop gericht was om Gijsen op zijn besluit te doen terugkeren en de publikatie van Virginia op te schorten tot beide redacties nader konden overleggen. Maar in de brief die hij op 2 februari aan Ter Braak schreef, laat hij toch duidelijk merken waar volgens hem het overleg toe moest leiden. Hij schreef toen dat Walschap, Herreman en hijzelf Gijsen z'n geste afkeurden omdat ze daardoor voor voldongen feiten geplaatst werden en Gijsen zich in een ‘reine vlucht’ niet om de gerezen moeilijkheden bekommerde. In dezelfde brief deelt hij Ter Braak mee dat zijns inziens met Virginia de grenzen overschreden zijn van de stilzwijgende overeenkomst ‘die ipso facto bestaat wanneer mensen van vrijzinnige en katholieke opinie samenwerken en die er toe strekken moet elkaar niet voor het hoofd te stoten. Publikatie van Virginia, mede onder mijn vlag, vind ik eveneens een tekortkoming te mijnen opzichte. Ik zeg het u vrijmoedig.’ Even vrijmoedig antwoordde Ter Braak dat hij van de katholieke moraal evenveel begreep als van die van de Zoeloes. ‘Dat | |
[pagina 61]
| |
iemand als Gijsen, die de romans van Walschap blijkbaar zeer acceptabel acht, tegenover dit volstrekt “fantaisistische” verhaal plotseling zijn katholicisme zo zwaar voelt wegen, dat hij zonder enig overleg uit de redactie treedt, is mij volkomen onbegrijpelijk. En ik dacht nog wel dat het Vlaamse katholicisme zo vreugdig en tolerant was!’ Virginia kan blijven liggen tot 1 maart. Ondertussen kan de Vlaamse redactie vergaderen. Op die vergadering besluit Gijsen zijn ontslag in te trekken. De Vlamingen willen nu een gemeenschappelijke redactievergadering met de Nederlanders over ‘de rechten van de erotische literatuur in Forum’. Als ze het niet eens kunnen worden, kondigt Roelants aan, betekent dat het einde of althans een fikse reorganisatie van Forum. ‘Zoals politiek en godsdienst, tenzij in redelijke grensgevallen, uit Forum worden geweerd moet ook de erotische literatuur naar die Hollandse tijdschriften worden verwezen, die uit de aard van hun redactionele samenstelling daarvoor aangewezen zijn’, schrijft Roelants. Het wederzijds toezenden van kopij (niet meer drukproeven dus) moet voortgezet worden, weliswaar nog steeds als ‘civiliteit’, maar bezwaren zullen zwaar gaan tellen. En Gijsen wil een verklaring opgenomen zien in Forum dat hij niet verantwoordelijk is voor publikatie van ‘de Indiesman’. Doodleuk laat Roelants in zijn brief op deze ultimatieve reeks volgen: ‘Met princiepenrijderij is Forum zoals het thans bestaat ten dode opgeschreven’. 't Is om er guitig van te monkelen... Een afschrift van de brief van Ter Braak ging aan Zijlstra. Die is ook alweer iemand van ‘redelijke grensgevallen’. Hij schrijft op 6 februari aan Roelants dat nou ook weer niet meteen alle ‘erotische literatuur’ uit Forum hoeft te verdwijnen. ‘Gij kent mij genoeg om te weten, dat realisme en naturalisme niet door mij in de ban worden gedaan, tenzij de literaire schoonheid afwezig is. En van literaire schoonheid heb ik noch in de “Indiesman”, noch in “Virginia” iets kunnen bespeuren. Er is tenminste bij mij van enige ontroering geen sprake geweest, en dat is voor mij in de meeste gevallen het criterium.’ Nu heeft Zijlstra toch wel bezwaren tegen ‘realistische of naturalistische bijdragen’ (met of zonder ‘literaire schoonheid’ en ‘ontroering’) omdat hij ‘gaarne zou zien dat het abonnementenaantal van Forum zou blijven groeien’ en we weten hoe het is met dat realisme, ‘de gemiddelde lezer stoot zich daar spoedig aan’. ‘De redactie van Forum kan volgens mij niet beter doen dan de hoogste eisen stellen aan hetgeen in Forum wordt gepubliceerd.’ En hier laat Zijlstra rustig in het midden wat dat dan wel voor eisen zijn: commerciële of literaire. Op 9 februari schrijft Ter Braak aan Roelants dat hij helemaal niet wil praten over de rechten van erotische literatuur, want ‘er is geen erotische literatuur als een zelfstandig genre, tenzij je daarmee zoudt bedoelen Sade of iets dergelijks. Als “De Indiesman” al tot het genre wordt gerekend, blijkt daaruit een provinciaalse mentaliteit, die niet de mijne kan zijn’. Het ruilen van kopij zal neerkomen op ‘controle van Rome op ons’ omdat ‘wij nooit censuur zouden willen uitoefenen’, en een verklaring van Gijsen is alleen maar een onaangenaamheid aan het adres van de Nederlandse redactie. Hij vermoedt dat ‘pressie “van hogerhand” aan dit plotseling opgedoken moraliteitsgevoel
Z, ja daar heb je 't al, Mensch, zo ook Gij! ('k weet niet waarom, maar het hoort er zo bij).
tegenover ons immorele Hollanders en heidenen niet vreemd is.’ Hij zal de redactie verlaten als Forum ‘onder de indirecte supervisie van Pius XI’ komt. Roelants antwoordt daarop dat Ter Braak zich vooral moet hoeden voor ‘princiepenrijderij’ en dat hij zich niet zo druk moet maken en zich niet moet gedragen als een calvinistische dweper. Achteraf zegt Roelants dat hij en Walschap Gijsen bijvielen omdat ze Virginia geen goed verhaal vonden en dat Herreman, die vrijdenker was, het verhaal ‘een te armzalige twistappel’ vond ‘om er de Vlaamse solidariteit, subsidiar geheel Forum aan te offeren’. En daar staan ze dan naast elkaar, de glimlachende pastoor en de grijnzende flamingant, tegenover een calvinistische dweper. Roelants, Van Vriesland en Zijlstra schijnen erg veel bezwaar gehad te hebben tegen de druk die Du Perron op Ter Braak in deze zaak zou hebben uitgeoefend. Die druk is er vast wel geweest, maar uit de brieven die Roelants nu afgedrukt heeft, blijkt dat Ter Braak van begin af aan, zonder dat hij kon hebben overlegd met Du Perron, zijn standpunt al bepaald had. Het schrijven en het praten zijn doorgegaan tot eind september. In die tijd heeft | |
[pagina 62]
| |
Van Vriesland zich bereid verklaard Virginia op te nemen in De Vrije Bladen en Nijgh & van Ditmar zou dan honorarium en zetkosten voor zijn rekening nemen, maar Ter Braak is bij zijn standpunt gebleven. Ik kan hem geen ongelijk geven. Vestdijk noemt in Gestalten tegenover mij het einde van Forum een tragikomedie. Hij zegt dat tenslotte de figuur zo geworden was dat het van hem afhing of Forum zou blijven voortbestaan. ‘Dan ging Ter Braak eruit, Van Vriesland en ik bleven in de redactie, aangevuld met een derde man; Virginia zou niet worden geplaatst.’ Ter Braak zou het Vestdijk niet kwalijk genomen hebben als Vestdijk redacteur gebleven was, maar Vestdijk vond dat hij geen andere keus had dan zich solidair te verklaren met Ter Braak, louter en alleen uit vriendschap. Zo was het eind van Forum bezegeld. In het novembernummer verscheen Virginia en in beide afdelingen van het blad een verklaring van de redactie over de opheffing van Forum. Men had het niet eens kunnen worden over een gezamenlijke verklaring. Maar, zoals Roelants zijn stuk besluit: ‘Aan de eer was voldaan’. Dat is waar. Alleen is het wel jammer dat het flinke standpunt van Gijsen, ondanks het begrip dat Roelants en de andere Vlaamse redacteuren ervoor hebben kunnen opbrengen, na een paar jaar overwonnen bleek te zijn. |
|