De ridder ruste in vrede
H.G. Surie
Over barchanen van wanhoop klimmend (immers: gewaaid door de wind) nadert de kritikus de hemel, die als een blauw vat van leegte over de naar kunst dorstende aarde staat. Vliegtuigen brengen het noodlot hier, zoemend, wenend, gierend - en schrijven tekenen in de lucht: cees nooteboom de ridder is gestorven querido. Afweergeschut graait de witte vogels naar beneden, geluidloos vuur, één vliegt verder: hallelujah: f 8,90. Ik gooi de kabels los, als losse bretellen hangend in het groene water, mijn boot tast de golven aan. Een wit spoor spant zich achterwaarts, langs eilanden (puisten barstend uit oceaanvocht), ik land op gloeiend zand, zand, zand. Maar cambriumrotsen, hercynisch van gestalte verlenen mij afstand: letters in de diepte, woorden zonder tal, aaneengerijd als grafkruizen, akker van doden, illusies. Laten wij lezen. Laten wij bidden: Heer der Heirscharen neem in Uw mateloos erbarmen de pestilentiën van ons, verlos ons van de ridders, levend of dood. Een kilo mededogen is weinig, want leeuwen hongeren niet in Napels, geluk hangt nooit als een druiventros, geertje, jaapje, bartje, sprotje en ceesje zijn niet dood. Bespaar ons Uw experimenten, we hebben het al zo moeilijk, door een sombere, generale wilsbeschikking van het gemeenschappelijk gevoel naar dit eiland afgezonden (pag. 14). Laat hem (in Uw onuitputtelijke goedheid) beseffen: tevergeefs probeert hij tot geordende gedachten te komen, maar elke gedachte wordt overspoeld door honderden overspannen beelden (p. 186). Zo zal er meer gezwegen worden, een gelukkig zwijgen.
Zo is het en niet anders. Een ontzaglijke conclusie slepen wij hijgend van onze leesstoel naar de tikmachien. Kreunend, aderzwellend, murmurerend tillen we de conclusie op en laten hem weer vallen. We kunnen er niet onder- of bovenuit. De Commissie voor Schone Letteren van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde is van oordeel ‘dat Nooteboom's nieuwe boek in kwaliteit aanzienlijk uitrijst boven alles wat er het laatste jaar niet alleen aan proza, maar ook aan poëzie van onze jongere auteurs is verschenen.’