| |
Vier manieren om in leven te blijven
Raoul Chapkis
Een van de nadelen van de welvaartstaat is de onmogelijkheid om met goed fatsoen te verhongeren. Voor u nu denkt dat dit een wat late V.V.D.-folder is: ik heb niets tegen de welvaartstaat, maar de welvaartstaat heeft iets tegen mij. Het lukt me maar niet om op een kalm radertje van dit kolossale kunstwerk te klimmen, en daar te gaan zitten genieten van al wat de moderne techniek ons biedt. Ik val er meestal net buiten, en dat zou ik niet zo erg vinden, als ik niet zo'n honger kreeg. Toch heb ik me de laatste tijd best in stand kunnen houden, en ter uwer informatie wil ik u graag vier manieren daartoe beschrijven, twee in Amerika, en twee in Europa.
| |
Een miljoen peren per dag
Eind juli 1962 was ik er slecht aan toe. Weliswaar had ik genoeg te eten, want je loopt in de Verenigde Staten maar een Supermarkt bij het bordje IN in, eet en drinkt wat je wilt, en gaat er bij het bordje UIT uit. Je hoeft namelijk alleen te betalen, voor wat je binnen niet op kon eten. De meeste mensen weten dat niet. Maar ik kreeg buikpijn van al die bevroren groente, die ik terwille van de vitaminen opat, en ik had bovendien een meisje dat aan de slanke lijn deed, dus bij onze bezoeken aan de supermarkt nooit iets at, en altijd op ongelegen ogenblikken acute honger kreeg, en dan uit vrees voor hongeroedeem, wat ook niet goed voor de lijn is, gevoed moest worden met perenpie, appelpie, perzikenpie, kalkoenpie, citroenenpie, pruimenpie, abrikozenpie, kersenpie, druivenpie of vlapie. Dat kost geld, en andere dingen ook, zodat ik besloot een baantje te zoeken. De inblikfabrieken in Oakland hadden seizoenarbeiders nodig, en je moest dan om zes uur 's morgens voor het kantoor staan. Ik stond er. Vierhonderd anderen ook. Om acht uur ging de deur op een kier open. Algemeen gevecht om er in te dringen. De gelukkige winnaars werden er aan de achterkant weer uitgetrapt, want ze namen alleen vakbondsleden aan: wie een zwart boekje van de Teamster Union had, kon naar binnen gaan. Dat waren dus de mensen, die het vorig jaar hier ook gewerkt hadden (de inblikkerijen zijn ‘closed shops’, d.w.z. iedereen die er werkt moet vakbondslid zijn).
De volgende ochtend om zes uur waren we er weer. Om acht uur ging de deur op een kier open. Algemeen gevecht om er in te dringen. De eerste dertig werden aangenomen. Ik was er niet bij. Waarom, dacht ik, maken ze geen rij, waarvan steeds de voorsten aangenomen worden? Het antwoord was duidelijk: de fabriek wil sterke mensen, en de sterksten vechten zich het eerst naar binnen. Natuurlijke selectie. Wie niet sterk is, moet slim zijn, want ook slimme mensen heeft de fabriek nodig. Dus sprak ik in de lunchpauze de vertegenwoordiger van de vakbond aan met een buitengewoon verward verhaal, dat hij niet begreep, maar hij wilde wel mijn naam achterop een sigarettendoosje schrijven. De volgende ochtend kwam ik om acht uur. De deur hing op een kier open. Algemeen gevecht om er in te dringen. Na twintig mensen sluit de deur zich. Ik blijf kloppen. Wat moet je? Ja, hij heeft mijn naam, en wijzen naar de vakbondman, die zich mijn gezicht herinnert, maar niet weet wat er met me aan de hand was, hij wuift dat het in orde is. Ik krijg een pas, waarop ik mijn salaris kan halen ($ 2,50 per uur, wordt met overwerk 150 dollar per week, meer dan ik als academicus kon verdienen). Heb je een pet? Nee. Ik krijg een blauwe pet met gaatjes. Met ploegje van zeven naar de Peren Afdeling gestuurd, 5 negers en 2 blanken. De vijf worden naar de expeditieafdeling gestuurd, de twee blij- | |
| |
ven binnen. Ik word boven op een plank gezet, twintig meter boven de vloer, naast de lopende band die de perenrivier aanvoert. Loodrecht op die band staan acht zijrivieren, langs elk waarvan tien vrouwen voor hun machine staan. Elke tien seconden pakt ze zes peren op, zet ze op ijzeren pennen, die het klokhuis wegschroeven, en dan gauw de handen weghalen. Er komen nu namelijk zes mesjes naar beneden, die met een veertje tegen de peer aan drukken. De klokhuispen draait even in de rondte, het mesje zakt
omlaag, de peer is geschild, en wordt op een lopende band geworpen. Enkele vermenigvuldigingen leren dat er in de acht uur dat ik dit schillen van boven bekeek een miljoen peren verwerkt werden. Mijn taak is om de acht kleppen aan de oever van de hoofdrivier zo af te stellen, dat alle zijrivieren regelmatig met peren gevuld zijn, en er precies genoeg bij de schilvrouwen arriveren. De perentoevloed wijzigt zich voortdurend, grotere peren zijn sneller geschild (want er zijn er minder per volume), zo nu en dan vallen er schilmachines uit, kortom ik ren als een bezetene van klep naar klep. Ik besef dat er in een half uurtje een wiskundige formule moet zijn te vinden die met een paar ijzerdraadjes de toevoer kan reguleren, maar ik krijg dat halve uurtje niet, en wil bovendien mijn baan niet kwijt. Als God sta ik boven de fabriekshal, kijk ook neer op de andere afdelingen. De druiven worden geplukt door een cakewalk in kippengazen vaten, die wel de druiven, maar niet de takjes doorlaten. De perziken worden eerst gekookt en dan geschild (de peren gaan bij ons net andersom), de kersen worden roodgeverfd in ronkende draaivaten. Achterin komen alle banden samen en wordt het gesorteerde fruit in de blikjes gedaan. Dezelfde vrachtauto's die het fruit naar binnen rijden, rijden de blikjes er weer uit. Het volume blijft hetzelfde: wat er aan schillen en takjes teveel binnenkwam is nu door blik en karton vervangen.
Tijden heb ik het rustig, en werk ik aan mijn verzameling: de vierkantste peer, de roodste peer, de grootste peer, tot er ineens een bandjir is ontstaan, ik heb niet opgelet, en alle zijrivieren zijn verstopt. Het regent peren naar beneden. Ik volg ze, en krijg ander werk. Ik sta twee dagen bij een machine, die in de toekomst de schilvrouwen zal ontslaan. Er is er nog maar één van, op proef, en we doen allemaal ons best die proef te laten mislukken. De vrouwen gooien er stenen in, ik druk op verkeerde knoppen. Het schillen gebeurt hier chemisch: een soort zwavelzuur wordt over de peren gespoten, die de schil wegbrandt en de rest van de reusachtige machine dient om dat zwavelzuur er weer af te krijgen. Soms lukt dat niet, en dan gaat er een lading peren de afvoer in. Geregeld komen er heren van het Fruitschap kijken. Dan zetten we onze petten op, en ik mag niet op het kistje zitten, maar sta gespannen naar mijn metertjes te kijken. Vier daarvan heb ik maar op één stand gezien. De vijfde kon over een rood streepje heen gaan, en dan was het mis. Pas nu merk ik, dat een gedeelte van onze peren niet de perenweg volgt, maar via een geheim kanaaltje in de perzikenafdeling komt, waar ook veel gele verf verbruikt wordt (California Packing Corporation is de naam, Calpak, handelsmerk Delmonte). Ik degradeer verder. De vorkheftruckrijders die de abrikozen uit de koelcellen halen, hebben iemand nodig om de deuren open en dicht te maken. Buitengewoon prettig werk. Tenslotte sluit ik mijzelf in, krijg het ontzettend koud, word bevrijd, en ontslagen. Bij de afrekening blijkt er 3 dollar voor de pet af te gaan en vijftig voor de Teamster Union. Toevallig weet ik dat je volgens een federale wet, als je nog geen drie weken hebt gewerkt, kunt weigeren om vakbondlid te worden. Ik ben rijk en ga naar Nevada.
| |
Een miljoen dollar per dag
In Nevada groeit niets. Het voornaamste middel van bestaan is: geld. Dit wordt in de zakken van Californiërs en andere Amerikanen ingevoerd, die even later teleurgesteld weer worden uitgevoerd. Casino's stellen graag vliegtuigen beschikbaar om
T is een reiger, ja, die acrobaat. Hij heeft gepikt en nou vliegt hij op straat.
voor niets naar Reno te vliegen. Dat doen we dus maar. Reno is wel krankzinnig met zijn miljoen weduwen die hun dubbeltjes in de gokmachines gooien en hun armen uit het lid trekken, maar Las Vegas is nog krankzinniger. In een dag liften we er heen, door een woestijn met mooie paarse bloempjes, waar we ook nog een ondergrondse atoomproef bovengronds zien. Ik zou het verschil met een dynamietontploffing niet kunnen zien. In Las Vegas staan om twee uur 's nachts de mensen in drommen bij de oversteeklichten. Je hoort geen woord,
| |
| |
alleen maar het geklak van de zilveren dollars in de handen. In één nacht kun je Frankie Sinatra, Sammy Davis jr., Liberace en Rita Hayworth zien, en voor een heleboel mensen is dat bijzonder fijn. Ik speel eerst craps, dat ik in de perenschafttijden leerde, maar verlies. Ik denk eens na over de systemen bij roulette. Die kunnen niet werken, want zo'n systeem is een bepaalde opeenvolging van rood-zwart spelen, en elk systeem wordt dus door je tegenstander - het casino - precies zo gespeeld, maar dan zwart-rood. Toch ontdek ik twee feilloze systemen, die ik u wel wil uitleggen.
Het eerste berust op het feit dat het toeval niet bestaat. Wanneer de croupier het balletje heeft afgeschoten, en de roulette heeft laten draaien, staat de uitkomst volkomen vast en is uit te rekenen volgens mechanische wetten, die we al drie eeuwen kennen. Het enige wat je hoeft te doen is een foto te maken van de beginstand van roulette en balletje en deze gegevens over te brengen naar een computer in je hotelkamer, die dan uitrekent in welk nummer het balletje zal vallen. Het is een heel rekenwerk, maar het kan beslist in de tien seconden, voor het ‘rien ne va plus’. Door technische tekortkomingen kon ik deze oplossing niet gebruiken, zodat ik gedwongen werd op mijn tweede systeem over te gaan, dat eenvoud aan valsheid paart.
Men kieze een rustig moment, b.v. tien uur 's ochtends (alle casino's zijn 24 uur per dag open) en een rustige speeltafel dichtbij de straat (deuren zijn er niet). Je zet tien dollar op rood. Komt rood uit, dan win je tien dollar. Komt er zwart, dan pak je rustig je papiertje van tien weer terug. Vent kwaad. Je loopt langzaam weg. Over het algemeen wil men geen gedonder hebben en
U bent er ook een; kom, wees nou niet laf. Klim op Uw daktuin en duik er maar af.
laat men je weggaan. Dit mag dan erg veel op diefstal lijken, ik verzeker u dat het wegnemen van je eigen tien dollar, voor het speelhol ze steelt, zonder gewetensbezwaren gaat. Na een week kan ik geen casino meer in. Ik ben rijk en ga naar Europa.
| |
Een miljoen meter per week
Hoe maak ik mijn spaargeld op? In Amsterdam, merk ik, heb je f 100 per week nodig, voor kamer, eten en drinken. Ik zie de dollars angstig slinken. Een affiche van de N.S. vertelt dat je voor f 62 een week naar Parijs kan, half pension in een keurig hotel. Ik zeg mijn kamer op en ga naar Parijs. Eind van de week weer terug, neem ik onmiddellijk weer zo'n kaartje. En zo ben ik de afgelopen maanden elke week met de N.S. naar Parijs geweest. Het is een rustig bestaan, elke week andere vrolijke gezichten. Ik ga altijd met alle excursies mee. De Eiffeltoren, het graf van Napoleon, Versailles (op respectievelijk dinsdag, donderdag en vrijdag) ze worden net zo als voor u de bakker om de hoek, het toilet op kantoor, maar hoeveel interessanter! Ik leer uitstekend Nederlands van deze Parijsgangers. Zondag ben ik in Amsterdam, in de buurt van het Centraal Station.
In Parijs doe ik een merkwaardige ontdekking. Het valt iedereen op, dat hij in de metro altijd een keer moet overstappen, en altijd enorme stukken moet lopen. Ik ontdek het systeem: er zijn maar drie metrolijntjes waarop twee metrotreintjes de hele dag in een driehoek rondrijden. De rest van het net is bedrog. Een geraffineerd systeem van wisselende bordjes op stations en treinen geeft je de indruk dat de ondergrondse je verplaatst. In werkelijkheid loop je alles zelf in de ondergrondse gangen. Ik maak een reisgenoot hierop opmerkzaam. Hij moet me gelijk geven. Hij is directeur van een Intelligentie Service Bureau dat in Amsterdam een electronische rekenmachine exploiteert. Hij biedt me een baan aan.
| |
Een miljoen vergissingen per seconde
Ja, waarachtig zo snel werkt de IBM 7090, waarnaast ik in een kamertje word gezet. Wat moet ik doen? Nieuwe toepassingen voor de machine vinden. Tot nu toe is er alleen mee gerekend, maar mijn baas gelooft dat er veel meer mee kan. Een half uur hoor ik het gezoef van de 7090, dan besluit ik naar de kapper te gaan. Mooi weer, zegt hij. Ja, niet gek, zeg ik. Beter dan gisteren, zegt hij. 't Is te hopen dat 't zo blijft, zeg ik. Een mechanische conversatie, ik ren naar de directeur en leg hem hijgend mijn plan voor. kunnen we de 7090 niet leren om automatisch weergesprekjes te voeren? Hij is enthousiast, belt de N.K.B. (Nederlandse Kappers Bond). Daar is men enthousiast: de kapper kan zonder aan het kletsen te hoeven denken zijn hoofd beter bij zijn hoofd houden. Ik krijg de opdracht het probleem van de converserende computer op te lossen. Ik krijg
| |
| |
spijt van mijn idee. Ik ga de literatuur doorzoeken. Wat is het oudste tijdschrift op computergebied? ‘Automation and Computers’. De eerste jaargang uit de bibliotheek gehaald. En daar vind ik in het nummer van oktober 1949 een artikel van Green, Berkeley en Gotlieb, van de universiteit van Toronto ‘Conversation with a Computer’ waarin de automatisering van het weerpraatje wordt opgelost. Weer heb ik niets te doen. Ik stap de straat op en zie een putje in de stoep. Op het putje staat: vecht links. Wat betekent dat in godsnaam? Ik keer
V is een reiger, die onder de knie af is gezet voor de typografie.
terug naar mijn kamertje en ga opbellen.
55744 Stadhuis. Juffrouw, kunt u mij ook zeggen bij wie ik moet zijn voor inlichtingen over inschriften op putdeksels? Weet u dan misschien, wie dat wel zou weten? Bureau Voorlichting. Weet u misschien wie mij zou kunnen... Publieke Werken. Zoudt u mij ook kunnen zeggen waar ik te weten zou kunnen komen waarom er vecht links op sommige put.... Waterleiding. Weet u misschien... Hoe laat kan ik meneer Te Hoever Boonstra dan terug bellen?
Waterleiding. Kan ik meneer Te Hoever Boonstra spreken? O juist, dankuwel.
Nu wordt ik opgebeld. Te Hoever Boonstra, of die juffrouw van het Bureau Voorlichting? Nee, het is de heer J.J.O., die mij drie kwartier aan de telefoon houdt over een boekbespreking die ik naar zijn tijdschrift Merlijn heb gestuurd. Ik had per ongeluk de naam van de schrijver daarin vermeld, en J.J.O. tracht mij te overtuigen, dat dit een extraliteraire grootheid is, waarmee hij niets te maken heeft. Hij zeurt maar door, en ik wil weten wat dat vecht links betekent. Hoe kan ik daar nou achter komen zonder gegevens buiten de tekst zelf? Ik gooi de hoorn op de haak, terwijl J.J.O. doorratelt. Vecht links. Weet u wat dat betekent?
De tekeningen in dit nummer zijn van Slachters Keesje, Peter Vos en Chr.J. van Geel
|
|