min enig risico aandurft. Het is bekend dat speciaal bij wethouder de Roos directeur Guus Oster geen kwaad kon doen omdat hij eindelijk eens een Amsterdams Gezelschap leidde dat met sluitende begrotingen over de brug kwam. Het is al even bekend dat de dit seizoen met succes bekroonde petitie onder leiding van directeur Oster om toestemming te krijgen het aantal voorstellingen in de provincie in te krimpen, minder werd ingegeven door een behoefte om het spelpeil op te voeren, als wel door pure gemakzucht en het aandringen van de topspelers om meer tijd vrij te krijgen voor hoogbetaalde schnabbels in Bussum en Hilversum.
Het repertoire van het Amsterdams Gezelschap heeft overigens in tegenstelling tot dat van de Haagsche Comedie, na een zwakke start, een hoopgevende opleving aan het eind van het seizoen vertoond, toen een aantal verdienstelijke voorstellingen van Euripides, Goldoni, Dürrenmatt en van een Amerikaans blijspelletje (Mary Mary) elkaar in bliksemtempo opvolgden. Anderzijds heeft de Amsterdamse directie door het al te opvallende op het eigen succes gerichte beleid nooit kans gezien om een talentvolle kern van spelers blijvend te binden zoals in Den Haag het geval is. Wat velen voorzagen is dit seizoen bewaarheid: Het terugkeren van Ton Lutz naar het gezelschap van herkomst heeft Ko van Dijks onneembare positie als enige topacteur zozeer aangetast dat deze speler volgend jaar ‘free lance’ zal gaan werken. In deze troep heeft de behoefte om zich vast te klampen aan een eenmaal succesvol gebleken procédé dit jaar wel tot zonderlinge resultaten aanleiding gegeven.
Men weet dat directeur Bentz van den Berg zich nu eenmaal met hart en ziel verknocht heeft aan Nicolaas Wijnbergs fraai opgedofte aankledingen die samen met de van Vilar afgekeken versobering van de enscènering nu al herhaaldelijk tot uiterst zotte combinaties hebben geleid. Nadat de werkwijze voor de Midzomernachtsdroom door bijna alle recensenten nog als een verheugende vernieuwingsdrang was gesignaleerd, zijn de soortgelijke opvoeringen van de Gijsbrecht en de Driekoningenavond - terecht - van alle kanten bekritiseerd.
Over de provinciale gezelschappen kunnen we kort zijn. Theater heeft dit jaar onder zijn ten enenmale tekortschietende directie kennelijk zonder enige sanctie gigantische subsidiebedragen kunnen opmaken aan een achttal premières waarvan er vijf onmiddellijk gevallen zijn (en daaronder de zeer dure aankledingen van ‘Voor Engelen geen automaten’, ‘Oorlog en Vrede’ en ‘Koningin Elisabeth’), twee een dragelijk resultaat opleverden (‘Beau Rivage’ en ‘Verlossers van den Boze’) terwijl slechts één het vereiste peil werkelijk haalde (Anouilh's Roméo en Jeannette).
Karl Guttmann van Ensemble maakt telkens weer de indruk dat hij lukraak de meest uiteenlopende ondernemingen op touw zet, daarbij met talent woekerend met het beschikbare spelersmateriaal, zodat hij ongeveer even vaak in de roos schiet als ernaast, hetgeen hem zowel in het ene als in het andere geval volledig schijnt te verrassen. Over de missers kunnen wij gevoegelijk het zwijgen bewaren terwijl de opmerkelijke treffer ‘Een maand op het land’ al evenzeer geroemd moet worden, omdat dit een van de allersterkste voorstellingen (zo niet inderdaad de sterkste) van het toneelseizoen is geworden. Voor de meeste toneelgeschiedenis makende voorstellingen van dit jaar moeten we ons dan, zoals gezegd wenden tot de drie kleine spreidingsgezelschappen, waarbij het noemen van opvoeringen als ‘Happy Days’, ‘Jeugdproces’, ‘De Appel’, ‘Een geboren Leugenaar’ en zelfs ‘De Ingebeelde zieke’ met zijn originele zwart-wit aankleding (bij Studio, een voortreffelijke groep sinds Kees van Iersel hier de touwtjes in handen heeft), ‘De Perzen’, ‘De Rondgang van Maaice Macaber’ en ‘The Playboy of the Western World’ (bij de Nieuwe Komedie), ‘De Meiden’, ‘De Pinter-eenacters, en ‘Nathan de Wijze’ (bij Centrum) volkomen voor zichzelf spreekt. Een beleid vanuit Den Haag dat niet langer gericht zou zijn op het bestendigen van de rust in onze toneelwereld en op het zo gemakkelijk mogelijk ter wille zijn van de eenmaal aangestelde en gesanctioneerde leiders, maar dat zou streven naar een onmiddellijke financiële en structurele bevordering van gezelschappen met belangrijke resultaten en een bijna even onmiddellijke degradatie in geval van al te aanhoudende wansuccessen komt mij voor als de enige mogelijkheid om de langzamerhand onrustbarende verstarring in de officiële voorste gelederen van ons toneel te doorbreken.
Q is een reiger, die kruipt uit zijn ei en wil er dan weer in terug, net als wij.