C is een reiger; die heeft volgens mij last van het spit of een steek in zijn zij.
had hem het liefst vlak voor de verkiezingen het vertrouwen opgezegd.
Van Beernink kan men vrijwel alles verwachten, nu hij èn voorzitter èn fractievoorzitter van de CHU is. In de Kamer en eveneens op de toogdag is hij flink van leer getrokken tegen minister Toxopeus en de VVD in verband met de verhoogde korting op de overheidspensioenen. ‘Christelijke politiek moet gericht zijn op het wegnemen van onrecht, vòòr de Kamerverkiezingen en ook daarna’, zei Beernink toen. Vòòr de verkiezingen kon hij een poging doen met zijn motie, na de verkiezingen, dus bij de verschillende formaties, heeft hij erover gezwegen. Het politieke bedrijf, vooral in de padvinderlijke sfeer, is gemakkelijk. En je kan nog eens stoer doen in woelige dagen zonder al teveel op de principiële details te letten.
De duidelijkste indicatie van de onfrisheid van het formatiegedoe was de morbide ontstemming over de houding van Dr. Veldkamp. Deze KVP'er is namelijk de enige, die tot nu toe iets goeds had gedaan, namelijk een poging om een deel van zijn verkiezingsbeloften te verwezenlijken. Dr Veldkamp was één van de lijsttrekkers van de KVP, een soort paradepaard, dat dikwijls voor het kiezersvolk optrad, intelligent, met veel kennis van zaken, misschien wat ijdel en zelfbewust. Maar die laatste eigenschappen had hij verworven, toen hij de KVP, na de verschrikkelijke mislukking met Van Rooij, uit het sociale slop had geholpen in een snel tempo en zich had opgewerkt tot een der belangrijkste bewindslieden. Hij is vaak toegejuicht, heeft forse applauzen ontvangen en nu hij per se zijn beloften voor een deel wil uitvoeren als de enige politicus van vlees en bloed, zijn allerlei nieuwbakken kandidaat-ministers ‘geërgerd’ en wordt hij voor een rooie boeman uitgemaakt, het schrikbeeld van de heren die de deugd van het parlementarisme op de vuilnishoop smijten om het oude beleid voort te zetten en in enkele gevallen persoonlijke ambities te bevredigen. Die houding is niet alleen onfris, zij is gevaarlijk en het duidelijkste bewijs, dat de erfenis van het veelgeprezen kabinet-De Quay zo miserabel is, dat men haar beneficiair aanvaardt. Vandaar ook Marijnens karige opdracht: een kabinet te formeren.
De hoofdrol bij de bevuiling van het parlement heeft Dr. de Kort gespeeld, de voorzitter van de allergrootste fractie in de Tweede Kamer. Direct na de verkiezingen kreeg hij een zware teleurstelling te verwerken. Hij werd niet zonder meer formateur, maar zijn grote voorganger Romme moest eerst gaan informeren. Heel grondig en secuur, met de politieke kennis en het politieke instinct dat Romme altijd in hoge mate heeft bezeten, en ook met gezag, ontwikkelde hij een programma dat er wezen mocht en waarop zonder twijfel een kabinet had kunnen worden geformeerd van een zeer behoorlijke samenstelling. De doctor uit Ulvenhout, door de natuur niet verrijkt met uiterlijke waardigheid en als fractievoorzitter reeds het testimonium paupertatis van het katholieke gepolitiseer, trachtte zijn informateur tot in de pose te imiteren, informeerde verder om vooral zijn toch-wel-betekenis te demonstreren en wekte de tactische schijn, dat hij een kans met de PvdA wilde wagen.
Die tactische schijn was boerenslimheid, maar omdat de politiek in Nederland nog net iets subtieler is dan de handslag op onze nationale veemarkten, liep de doctor uit Ulvenhout in de gaten. Het mooie bureau op het Plein 1813 moest hij weer verlaten, het werd oversteken op de Rijksstraatweg in Wassenaar na het middaghapje vòòr het akkoord in Huize Beel. En geen passepartout meer voor de geblokkeerde Maastunnel. Ach, tragisch was het niet voor de doctor, want hij moest op een kwade dag mislukken met zijn hele grote fractie in de Tweede Kamer. De doctor gaf de schuld aan de pers, die mee had geformeerd. Gelukkig nam niemand dit ernstig, want het was tè kinderlijk om over te praten. Als de pers meeformeert, ligt het aan bepaalde fractieleiders die plotseloos overvloeien van voorlichtingsijver. Wanneer Dr. de Kort niet voorgoed heeft afgedaan als leidende figuur in de landspolitiek, mag men spreken van een aanslag op de goede zeden en op de laatste resten van ons parlementarisme. Als de grootste fractie van de Kamer met zo een voorzitter wil wetgeven en controleren, geeft zij vrij baan aan een eerloos gesjacher, aan corruptie van het vertegenwoordigende stelsel, die bijzonder sterk aan de methoden