Hield die vent hem voor een meeloper? Nou, wat kon het schelen, als hij maar verdween. Nu, Mark had geluk. Even later stapte de man langzaam op zijn fiets en kort daarop kwam het kampvrouwtje terug. Met de gebruikelijke misverstanden tussen mensen die elkaar niet kunnen verstaan, slaagde Mark erin de sleutel te krijgen. Kakelend en klapwiekend met de armen liep het vrouwtje weg, zij wilde er niets mee te maken hebben.
In het bureau ging Mark voor de telefoon zitten, onder het portret van president Hendrych, een onkreukbaar beambte in zijn trouwpak. Streng maar niet onvriendelijk keek de president neer op Mark, die zijn handpalmen droog wreef aan een zakdoek. Zien wij nu spoken? President Hendrych, de bezielde strijder van het eerste uur, Mark, een nieuwsgierig maar schuchter toerist, wat kan dat nu toch weer voor kwaad. Hoe dan ook, het was erg benauwd in het kampbureautje en als het er niet naar verrotting rook, dan was het naar nat hardboard of handdoeken van jong gestorven raceroeiers. Besluiteloos bladerde Mark door het telefoonboek van de hoofdstad. Horak Lud. Dr Chem., Hoyack Pavel, Hozowa A., drie smeulende zielen in een vreemde stoffige stad.
Hegedus ging Mark tenslotte bellen, dat was toch beter dan Orenburg. Hegedus scheen een schrijver van krantenschetsen te zijn, waarschijnlijk een makkelijker mens dan die Orenburg. Dus hield Mark zijn adem in en draaide Hegedus, B.A.R. 05 09. Het was een zwakke vermoeide bromtoon die uit de hoorn kwam, de brom van een oud rafelig net. Moderne centrales, meende Mark te weten, toeteren licht en vlug. Dit droevige geluid was dat van het toestel van de dertiger jaren, dat van zijn ouders, wanneer Mark alleen was in een halfdonkere kamer met dotterbloemen en een vleug van het voorbije eten. Het scheen altijd augustus in die tijd en zaterdagavond. Maar Bart gaf geen gehoor, Tom niet en Hans niet. Wat deden ze toch allemaal wat hij niet deed. Toen klikte de hoorn en Mark was niet eens erg verwonderd toen het de metalige akela bleek te zijn.
‘Bakker speaking’, zei Mark.
‘Ochnotsky bushniba namentzki’, antwoordde zij streng.
‘Hier spricht Bakker’, probeerde Mark. ‘Ist herr Hegedus auch da?’
Dit ging beter. Zij antwoordde in het Duits: ‘Met wiè, zegt u?’.
‘Met Bakker. Ik ben een toerist uit Holland, met literaire belangstelling. Ik dacht dat het interessant zou zijn de heer Hegedus eens te ontmoeten.’
Het bleef een ogenblik stil aan de andere kant. Mark had een beeld van blote bruine benen op een divan, een strenge wijsvinger, een open balkon en een kleine man die wegsloop op de tenen.
‘Leider leider’, zei ze opgewekt. ‘De heer Hegedus is vanmiddag juist afgereisd naar de bergen. Hij zal het oprecht betreuren u gemist te hebben. Maar misschien mag ik even uw naam en adres? Dan kan hij misschien later nog contakt met u zoeken.’
Naam en adres, daar had je het al. ‘Ach, lassen sie nur’, stotterde Mark. ‘Ich gehe schon weg, morgen, danke vielemals’ en hij gooide de haak neer alsof hij een gloeiend strijkijzer in de hand had gehouden. Hèhè, zuchtte hij naar de president en ja, nu zag hij het duidelijk: natte smalle lippen en een valse trek om zijn linker mondhoek. Hoe zou het zijn, zou zo'n man dan nooit aan zijn slachtoffers denken? In het weekend, dan had hij toch wel tijd? Ach wat, wij zien spoken. Het is lekker weer en op de Poltava zingen de roeiers, de gevangenen worden gelucht en in het weekend drinken de bewakers bier.
Bronstein, Andrei, nummer twee op zijn lijst. Lang gerinkel in een leeg apartement. Dat was makkelijk.
Hij hoorde stemmen voor de deur en stak zijn lijstje vlug in zijn zak. Toen werd het weer stil. Hij draaide T.U.B. no 13 67 voor Novak. Klik ging de hoorn en daar was Novak zelf.
‘Hier spreekt Bakker, toerist uit Holland. Mijnheer Novak, ik heb veel literaire belangstelling en zou zo graag eens een schrijver ontmoeten.’
Novak klonk als een vriendelijke flaneur op heterdaad betrapt. Ach zo, ja, ja Holland, voor de oorlogen was hij daar een week geweest. Hij bewaarde de gelukkigste herinneringen aan die week, ach, al die bloemen. Jammer dat hij Mark niet kon ontmoeten, wat trof dat ongelukkig. Over een uur reisde hij af, naar de bergen. Maar volgende maand misschien, of kon Mark niet zo lang blijven? Hij nam afscheid met een groet aan Mark's heerlijke, frisse land.
Liefst had Mark het nu opgegeven, maar als hij niet doorzette zou hij voor altijd het gevoel hebben er weer naast te hebben gestaan. Daar ging hij dan, de grote Orenburg.
Nu, dat viel honderd procent mee. Vlug als een zakenman maakte Orenburg de afspraak, over anderhalf uur in de lounge van Hotel International. Maar op het laatste ogenblik riep hij ‘Wacht, wacht eens even. Het kàn zijn dat ik binnen een uur nog een telegram krijg met het verzoek mij naar de bergen te begeven. Ziet u, men maakt daar