van het sigarettenmerk Lexington geleende wentelwiek, het feestterrein geopend voor de genodigden. Met papieren A.V.R.O.-vlaggetjes in de knuisten mochten die zich vervolgens vergapen aan een badpakkenshow aan de boorden van een door de welbekende heer Pesie op het feestterrein aangelegd bassin.
Dit alles zou het vermelden niet waard zijn, wanneer de heer Hoekstra in zijn feestrede nog niet eens had gewaagd van het progressieve, van vitaliteit getuigende A.V.R.O.-plan, om het tweede televisiezendernet en het derde radiozendernet te bezetten. Zulks om de regering uit een impasse te helpen; de andere omroepclubs vrij spel te laten op de bestaande zendernetten; de exploitatie van reclametelevisie toe te vertrouwen aan de A.V.R.O.; de koning zijnde klant een waarlijk algemeen radio- en televisieprogramma te bieden, de ganse dag.
Ik geloof niet dat het nodig is, nog één woord vuil te maken aan het goedbedoelde, maar te doorzichtige reclamestuntje van de A.V.R.O.-jongens. Ik neem aan, dat Romme zich er bij de uitvoering van zijn informatieopdracht nauwelijks mee heeft bezig gehouden, hoewel de omroep, de televisie met name, toch wel een punt van betekenis is geweest bij de (in)formatie. Op het moment, dat ik dit schrijf, heet het, dat een compromis hierover is bereikt: het nieuwe kabinet behoeft zich niet bij voorbaat te binden. Het tweede televisieprogramma zou bij wijze van overgangsmaatregel voorlopig kunnen worden verzorgd door de Nederlandse televisie stichting. Dat wordt natuurlijk moeilijker dan het lijkt: want zonder haar componenten, de vijf omroeporganisaties, stelt de N.T.S. niets voor. Tot het zelfstandig produceren van programma's heeft zij de mogelijkheden noch de middelen. Enfin, dat is een kwestie waar informateurs en formateurs zich het hoofd niet over hoeven te breken.
Dat onder het nieuwe kabinet, hoe dat ook samengesteld mag zijn, in de omroep alles bij het oude zal blijven, lijkt me twijfelachtig. (Ik zou willen zeggen: onmogelijk, maar op dit gebied kun je het van Den Haag nooit weten.) Het gezag van de informateur is niet meer zo groot, dat hij in zijn eigen partij iedereen naar zijn O.T.E.M.-hand zou kunnen dwingen. Aan de andere kant is de autoriteit van de vroegere K.V.P.-voorzitter Van Doorn niet zo ontzagwekkend, dat hij de hele fractie tot zijn standpunt
van K.R.O.-voorzitter zou kunnen overhalen. De sympathie van enkele leden van de katholieke fractie voor de T.V.N. is zeker niet alleen uit het katholiek-zijn van de heer Zwolsman te verklaren, die overigens door zijn geloofsgenoot Van den Brink, voorzitter van de werkgroep van de O.T.E.M., duidelijk wordt gewantrouwd. (Dat de T.V.N. niét van Zwolsman afhankelijk behoeft te zijn, heb ik eerder betoogd. Het idee van de onafhankelijke stichting als omroeporgaan is het beste dat tot dusver uit de bus is gekomen.)
De socialisten zijn niet onverdeeld tegen televisiereclame, zij zijn evenmin onverdeeld voor het geven van zendmachtigingen voor de nieuwe kanalen aan de bestaande omroeporganisaties. Goedhart en Patijn, een wat curieus duo, mogen de enigen zijn die zich voor de regeringsnota hebben uitgesproken; het is geen geheim dat Vondeling ook over omroepvraagstukken anders - wellicht zelfs meer en scherper - denkt dan zijn voorganger als fractievoorzitter, Burger, die in zijn Vara een middel ziet tot socialistische ‘machtsvorming’. (Het gevaarlijke woord heeft hij letterlijk gebruikt). De motie-Kleywegt is vaag genoeg om, wanneer zij nog eens in stemming zou worden gebracht, als uitgangspunt vele mogelijkheden te bieden. Aan het feit dat Kleywegt bestuurder van de Vara is mag men blijkbaar niet al te zwaar tillen: hij is dat q.q., als vertegenwoordiger van de protestantschristelijke werkgemeenschap in de P.v.d.A.
Van de liberalen weten wij dat zij onverdeeld voor reclametelevisie, d.w.z. voor een andere vorm van exploitatie van het tweede televisienet zijn. Ik heb de indruk, dat in hun kring de doorzichtigheid van de A.V.R.O.-plannen wordt onderkend; dat anderzijds ook wel wordt beseft, dat de strikt particuliere, en daardoor willekeurige, O.T.E.M. niet het ideale omroeporgaan zal kunnen zijn. Nationale omroep en openbare school zijn in liberale kring, mag men hopen, nog niet volkomen lapidaire begrippen.
De C.H.U., geen partij immers maar een reservoir van redelijkheid (waarbij je op de droesem maar niet moet letten), zal wel open staan naar alle kanten. De anti-revolutionairen hebben zich tot dusver het krachtigst verzet tegen een inbreuk op het hun principieel zo dierbare bestel. Aan de andere kant mag de klassieke relatie tussen calvinisme en mercantiel inzicht, c.q. talent, niet uit het oog worden verloren. Voor de zich steeds duidelijker aftekenende belangstelling voor de omroep buiten het parlement, niet alleen bij de ‘commercie’ (waarbij tot dusver een egotistische interesse kenmerkend is geweest; de culturele aktiviteit van de O.T.E.M. is beperkt gebleven