Brief uit Berlijn
Joyce Crick
Natuurlijk gaat de toerist naar het oosten - om er de hel te zien; dat wil zeggen, om de toerist te spelen in andermans hel. En natuurlijk is de muur daar: ruwe blokken beton en baksteen, glasscherven en prikkeldraad, slingerend over open vlakten waar puin is geruimd, langs wegen, huizen, grachten, vlak terrein, spoorbanen, puin.
Aan de overkant hebben de schrijvers de uitwerking al ondervonden van Khruschev's strengere ideologische eisen aan de Sovjetauteurs. Oost-Duitsland reageert als altijd het eerst op een koersverandering in de Sovjetunie. Daar immers, zo redeneert men, staan ze in de frontlinie van de klassenstrijd met het kapitalistisch-imperialistische westen. En in redevoeringen van Kurt Hager van het Politburo en van Walter Ulbricht zelf op het zesde partijcongres van de S.E.D. is fel van leer getrokken tegen elke vorm van ‘literaire coëxistentie’, een merkwaardig ideologisch woordgebruik, dat onder meer als dekmantel diende voor het vrolijke bezoek dat Yevtuchenko deze winter aan Oost- en West-Duitsland bracht en voor zijn afscheidsspeech in de trant van ‘leven en laten leven’, die omstreeks Pasen zo laat en zo bitter werd aangevallen in Neues Deutschland; het diende ook als dekmantel voor de prijs die door de westerse literaire Gruppe 47 aan de Oostduitse dichter Johannes Bobrowski is toegekend; en voor het tweemaandelijkse literaire tijdschrift Sinn und Form, dat onder de standvastige redactie van de dichter Peter Huchel werk op niveau heeft afgedrukt van pennen zowel ten oosten als ten westen van de grens, en dat zich, ook als de winden van de ideologische dwang op hun kilst bliezen, nooit heeft verlaagd tot het publiceren van minderwaardig werk van partijslaven.
Huchel is nu uit zijn redacteurschap ontzet en vervangen door de in ideologisch opzicht betrouwbaarder Bodo Uhse, met de toezegging dat een redactionele koers zal worden gevolgd die gericht is op de amateuristische kunst en op de poëzie van het eigen land. Uhse kwam in december in functie, maar het eerste nummer onder de nieuwe goedkeuring moet nog verschijnen.
‘Modernisme’ en ‘pessimisme’ zijn de standaardverwijten die niet alleen oudere schrijvers als Huchel en zelfs de immer loyale Stephan Hermlin te horen krijgen, maar ook een groep van jongeren die onder het communistische regime zijn opgegroeid en wier werk is aangemoedigd als een der beste voortbrengselen van dat regime.
Peter Hacks bijvoorbeeld, wiens recente toneelstuk Die Sorgen und die Macht verboden is omdat het zó kritisch was jegens het regime, dat het gebreken durfde te vertonen in de onderlinge samenwerking tussen de voornaamste personages: een glasfabriek en een steenfabriek.
En Günter Kunert, leerling van Brecht en tot nog toe voldoende betrouwbaar bevonden om als afgezant naar het westen te worden gestuurd, maar nu door Hager onder handen genomen voor gedichten waaronder juist de epigrammen in Brechtse trant die verschenen in Die Weltbuhne, niet meer dan een schaduw van het oude oppositieblad uit de twintiger en dertiger jaren van Tucholsky en Ossietsky.
herzustellen verbot, was die
König Xantos von Tharsos, der
Betrübt höre ich einen Namen aufrufen:
höre ich einen Namen aufrufen:
Merkwaardigerwijs verbaast men zich er niet over dat zulke epigrammen door het regime worden aangevallen; reden voor verbazing en vreugde is eerder dat ze eerst toch maar zijn gepubliceerd.