Costerkop
W. Mooyman
Lang genoeg na 1 april om het nog geloofwaardig te maken heeft Dirk Coster zijn monument gekregen. In Delft kan men zijn hoofd op een sokkel zien staan.
‘Monumenten zijn uit de tijd’, heeft prinses Beatrix laatst nog gezegd, maar dat moet zij weten, natuurlijk. In de stad van Vermeer en Grotius en een kerk vol dode Oranjes kan er best nog wel een beeldje bij. Toch is er iets geks aan het geval. De heer Coster was humanist, volgens zijn vrienden een gewone zachte, volgens zijn tegenstanders een halfzachte. En dat het nu uitgerekend de intolerante kruinscheerders van Sanctus Virgilius moesten zijn die Delft de kop van Coster cadeau moesten doen! Na Trimbos dit weer; er zijn geen scheidslijnen meer; de zuilen storten in.
Het zal nu wel niet lang meer duren of er komt voor de V.U. of in Nijmegen een ruiterstandbeeld van Du Perron of een kop van Ter Braak.
Nu moge de hemel dat verhoeden. De heer Coster is bij zijn leven al min of meer een monument geweest en hij doet het dan ook wel in steen. Maar stel u voor dat ergens midden in een park Ter Braak u de versteende hand zou reiken of dat Du Perron eeuwig in de verte zou staan wijzen, naar De Oost bijvoorbeeld.
En toch. Het zou misschien niet zo'n gek idee zijn als een of andere Maatschappij der Nederlandse Letterkunde eens een prijs voor essayistiek naar Ter Braak zou noemen of als er een Du Perronprijs voor polemisch werk zou komen.