Perspectief voor kolen en staal
E. Damen
Hoewel het denkbeeld van een gemeenschap voor kolen en staal in 1950 werd gelanceerd, heeft het tot februari 1953 geduurd voordat de gemeenschappelijke markt voor kolen en staal in zes der Europese landen een feit was. Het betrof toen - als nu - zes landen: Benelux, Bondsrepubliek, Frankrijk en Italië. Voor een deel dus wel belangrijke Europese industrielanden, maar toch slechts een deel. Een deel van Europa had zich afgewend achter een ijzeren gordijn in het oosten, en in het westen bleef Engeland afzijdig; ook Zweden en Oostenrijk met niet onbelangrijke staalindustrieën ontbraken, echt-Europees was de zaak niet. Bij de opbouw van de jonge gemeenschap kwam de democratie eveneens tekort, want de bevoegdheden van het Europese Parlement waren beperkt. Bij de herdenkingsplechtigheid voor tien jaar gemeenschappelijke markt in Luxemburg werden niet eens parlementariërs uitgenodigd; ze kregen weken later een boekwerk.
Boven de nieuwe gemeenschap werd een ‘Hoge Autoriteit’ gesteld; we zijn nu aan die naam gewend. ‘Haute Autorité’ is een frans anglicisme, geinspireerd door ‘authority’ als bij de Tennessee Valley en Atomic Energy. De generaal De Gaulle was toen namelijk nog een eerzaam ambteloos burger en Frankrijk importeerde toen met niet onaanzienlijke hoeveelheden ERP-dollars (Marshallhulp; European Recovery Programs, whisky en the American Ways of Life and Living (it up)). Nu liggen deze - en andere - dingen enigszins anders. De polyglotte generaal is van Saint Cyr Engels op niet geheel einwandfrei Hochdeutsch overgeschakeld, gaat weldoende aan de Ruhr rond of het een landgoed in Lotharingen is en haalt de schouders op over the American Way of Defending Europe.
Het meest veranderd is de conjunctuur. In 1957 begon een kolencrisis en sinds 1961 lijdt de staalindustrie aan overcapaciteit. Het algemene economische expansietempo der Gemeenschap is aanzienlijk verminderd; het accent der economische activiteit is van het investeren naar de consumptie verlegd. Een energievraagstuk lijkt op Europees niveau onoplosbaar en leidt meer en meer tot afbrokkeling van het supra-nationaal gezag door uitbreiding van allerlei nationale protectie-manoeuvres zowel pro-steenkool als anti-aardolie. Van vlotte aanpassing van het beleid der Hoge Autoriteit aan de veranderde omstandigheden kon geen sprake zijn door de stroefheid van het Verdrag, door de censuur der ministerraad en door de persoonlijkheden der negen leden van het college.
Het perspectief voor de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal is niet gunstig. Politieke integratie en verdere democratisering zijn door het afwijzen van het Verenigd Koninkrijk verder van verwezenlijking af dan in 1950 of 1953. Economisch functioneert de gemeenschappelijke markt niet goed. Dat komt omdat er in 1950 is uitgegaan van een bestaande situatie, die incidenteel was door een tekort aan produktiecapaciteit zowel voor ijzer en staal als voor kolen. Daarenboven voorzag het Verdrag op de EGKS niet in de complicaties die konden ontstaan door grote technologische veranderingen. Nieuwe constructietechnieken hebben het voorgoed onmogelijk gemaakt, dat het staalverbruik per hoofd der bevolking in Europa ooit zal stijgen tot het vroeger in Amerika bereikte niveau. En wat de energiemarkt betreft, is de verdringing van de steenkolen door aardolie eenvoudig een kwestie van technische vooruitgang. De produktiecapaciteit van de staalindustrie loopt nu zover vooruit op de toekomstige vraag, dat ernstig rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid van weer nieuwe technologische ontwikkelingen voordat de nu beschikbare capaciteit in overeenstemming met de vraag is. Hetgeen wil zeggen, dat vermoedelijk een deel van de huidige uitbreidingsinvesteringen naderhand vergeefs zal blijken te zijn. Bij de steenkolen wordt er naar gestreefd een zekere