hen gebracht hadden tot de bewering dat op het ministerie van marine nog altijd een onontdekte agent voor de Russen werkte, een man ‘die in contact stond met bekende homosexuele clubs’. Zij werden gerechtelijk vervolgd en tot een jaar gevangenisstraf veroordeeld.
De beste Engelse kranten, zoals de Times, de Guardian en de Telegraph, wekken naar ons idee al lang de afgunst van de hele wereld. Anderen vinden dat de slechtste Engelse kranten nog lager moeten worden aangeslagen dan de slechtste waar ook ter wereld, de Duitse populaire pers inbegrepen. Al geruime tijd neemt de verontrusting toe over de manier waarop de pers het privéleven binnendringt van mensen die in het nieuws zijn. Niets is voor de kranten heilig, lijkt het wel. De beslotenheid van de eigen woning wordt niet gerespecteerd. Interviews worden de mensen opgedrongen op ogenblikken van het diepste menselijk verdriet of van persoonlijke vernedering. Collega's en leden van iemands personeel worden omgekocht om hen tot onthullingen over zijn particuliere leven te brengen. Niets is meer heilig zodra er sex in het spel is. In de schendbladen van links zowel als rechts geven pornografie en politiek gerede aanleiding tot vulgaire vrolijkheid, en op de redactiebureaus raakt men in extase wanneer die twee met elkaar gepaard gaan.
Het is geen wonder dat velen het gevoel hebben dat de twee naar het gevang gestuurde journalisten misschien hun mond wel gehouden hebben om de eenvoudige reden dat ze geen bronnen hadden, dat ze het gewoon hadden verzonnen. Evenmin is het verwonderlijk dat velen vinden dat, ook al vertelden ze de waarheid, de pers maar eens op zijn nummer gezet moet worden. In de Times is hierover onlangs een uitvoerige en verbitterde discussie gaande geweest. In brieven van mensen met klinkende namen overheerste een toon van vijandigheid jegens de pers. En de verbittering was veel groter dan op grond van de zaak-Vassall alleen gerechtvaardigd zou zijn.
Je reinste haat en verachting voor de populaire pers (en voor de grote massa) hebben op bepaalde ogenblikken het beginsel dat hier in geding is vrijwel van tafel geveegd. Opdringerigheid, trivialiteit, verdraaiing van feiten, leuren met schandalen, sensatiezucht - de lijst van beschuldigingen is lang. En het zijn gegronde beschuldigingen. Al lang geleden hebben de kranten de waarschuwing te horen gekregen dat zij, als ze bleven voortgaan in de richting die ze waren ingeslagen, zich vijanden zouden maken juist in die kringen van de politieke samenleving van wier welgezindheid de persvrijheid afhankelijk is. Dat gaat nu misschien in Engeland gebeuren.
Het punt waarom het gaat is heel eenvoudig. Hebben journalisten het recht om, net als artsen, advocaten en geestelijken, de rechter inlichtingen te onthouden die anderen gewoonlijk moeten verstrekken, in het bijzonder inlichtingen omtrent de bronnen waaraan zij een bepaalde wetenschap ontlenen? Het is duidelijk dat zij daartoe geen wettelijk recht hebben. Het valt beslist niet te verwachten dat voor journalisten en die andere beroepen een wettelijk recht tot stand zal komen, maar de praktijk is steeds geweest dat men van deze categorieën niet verlangt dat zij het geheim schenden van wat hun in vertrouwen is meegedeeld. De uitoefening van die beroepen zou anders vrijwel onmogelijk worden. De priester zou geen priester kunnen zijn als hij zich verplicht voelde het biechtgeheim voor de rechter prijs te geven. De dokter zou geen dokter kunnen zijn als zijn patiënt het idee had dat zijn familie te weten zou kunnen komen wat tussen hem en de dokter is gepasseerd.
Deze voorbeelden zijn niet gezocht, want het meeste nieuws over de intenties en het beleid van een regering wordt de pers onder vertrouwelijke omstandigheden verstrekt. Niets minder dan het functioneren van het parlement in relatie tot de publieke opinie hangt af van journalisten die bereid zijn ‘onofficieel’ nieuws te publiceren zonder het toe te schrijven aan een bepaalde bron. Dat is zonder meer duidelijk.
Wat niet zo voor de hand ligt is dat ambtenaren dikwijls contact met de pers onderhouden om een bepaalde regeringspolitiek vóór te zijn of te dwarsbomen. Dat is in het onderhavige geval waarschijnlijk gebeurd. Iemand van het ministerie van marine is waarschijnlijk bang geweest dat